Het G.J. van Heekpark.

 

Ze is van voor de oorlog . Ze laat haar hond uit, elke dag,

als ik langs fiets met mijn dochter, zegt ze me altijd gedag.

 

Ze draagt zo’n plastic zakje- kapje om haar grijze haar,

alsof ze niet van nu is, maar van een vroeger jaar,

waar blanke dochters van van Heek & Co, beschut door de berceau,

op zondag arbeiders bespiedden, met hun bruin gebronsde torso.

Ze loopt wat wankel langs het theehuis,

nu een kookeiland aan een ovaal groene zee,

waar ballonvaarders het hemelsblauw verkiezen

boven Enschede.

Op de rotonde, waar in steen werk en sport verbonden zijn,

groeten we elkaar, al bijna 12 jaar

Eerst liep ze met twee oude blonde honden

waarnaast zij jaren jonger leek.

Ze trok ze voort, terwijl ze stervend stonden

als het brakke water in de Roombeek.

Ik reed voorbij met mijn fiets vol blonde dochters.

Later duwde ik er twee, naast me, hijgend voort.

Zij knikte , een ogenblik

en trok haar maatjes zwijgend langs de tenniscourt.

Toen had ze nog maar één hond,

ik, één dochter in groep acht.

Ze sjokte de rotonde rond

en praatte in zichzelf, heel zacht.

Daarna had ze meteen een nieuwe hond.

Hij trok haar voort, terwijl zij stervend stond.

Ze knikte , een ogenblik -

Gisteren was ze er niet.

Ik heb gewacht onder de berceau.

De regen lekte door het bladerdak.

Had ik maar zo’n plastic zakje- kapje, of zo.

©Regine Hilhorst december 2010/ bewerkt mrt 2015 / www.reginehilhorst.nl