Om 19.35 uur opent moderator Symone de Bruin (hoofd van de gemeentelijke afdeling R.O. van de gemeente Apeldoorn) de bijeenkomst, die naast inleiders over het geprogrammeerde onderwerp optredens zal kennen van oud-stadsdichter Regine Hilhorst en van de cellisten (leermeester en leerlinge) René Geesink en Anne Sophie Fransen. Er zijn ca. 65 bezoekers.

Symone memoreert de bijzondere datum voor de stad Enschede. Vandaag is het precies 15 jaar geleden dat de vuurwerkramp zich voltrok. Deze gebeurtenis heeft diepe sporen nagelaten in de Enschedese samenleving, die nog dagelijks voelbaar zijn.

De eerste bijdrage van Regine Hilhorst heet :”Gat in de Stad” en geeft de emoties omtrent de gebeurtenissen van 15 jaar geleden uitstekend weer.

Symone geeft aan dat we vanavond stil willen staan bij de betekenis van de stad voor de inwoners, voor de regio, voor het land. Welke ontwikkelingsrichtingen kunnen we duiden, en wie spelen daarin een voorname rol? Wat betekent de verhouding tussen stad en platteland?

Als eerste komt Olaf van de Wal aan het woord. Olaf heeft o.a. gewerkt bij De Key en bij Platform 31 en is betrokken bij de Agenda Stad van het ministerie van BiZa. Het belang van de stad neemt toe. Meer dan de helft van de wereldbevolking woont inmiddels in steden, groei van de stedelijke bevolking geldt ook voor Nederland. Wel doet zich in ons land de vraag voor of de gemiddelde Nederlandse stad wel groot genoeg is voor de te verwachten functies.

Nederland heeft als geen ander land een trackrecord in het maken van de samenleving, met name m.b.t. het inrichten van het land. Momenteel is sprake van het omkeren van de denkrichting. Niet meer een strakke planologie, maar maatwerk, met een leidende functie voor het programma. Nederlandse steden zijn gebaseerd op groei en op het feit dat wonen als probleem werd gedefinieerd. Die visie is achterhaald. Kleine organische ontwikkelingen zijn troef, tevoren wordt gezocht naar maatschappelijk draagvlak. Ontwikkelingen betekenen waardecreatie. De tegengestelde ontwikkeling is de waardedaling in sommige wijken en buurten.

De stad van de toekomst is de stad van de kansen en de stad van de solidariteit. Er is over vrijwel alles onbeperkte informatie voorhanden, waar we nog mee moeten leren omgaan. Daar is nog heel veel aan te doen.

Olaf pleit voor nieuwe realistische Masterplannen (geen wishfull thinking), met het “Right to challenge” voor de burger. Dit betekent dat het huidige gebrek aan vertrouwen dat vaak de relatie tussen de diverse partijen domineert, verdwijnt. Dit proces kan worden gestructureerd door bijv. een openbaar nutsbedrijf te belasten met de regie van de ontwikkelingen.

Om de eeuw van de stad ook succesvol de eeuw van de Nederlandse stad te maken is een dergelijke ontwikkeling, met een duidelijke stip op de horizon als te bereiken doel, nodig.

Economische en sociale waardecreatie moeten samen gaan, anders gaat het niet werken. Solidariteit moet zich focussen op de echt kleine slechte plekken, en niet op hele wijken en buurten. Corporaties hebben als maatschappelijke bezemwagen daar een bijzondere verantwoordelijkheid in. De diverse rollen van de verschillende stakeholders moeten beter gedefinieerd worden, gemeentes moeten zorgen voor deskundige begeleiding die kennis hebben van de (on)mogelijkheden van de veldpartijen.

Na een poëtisch en muzikaal intermezzo is de bühne voor Rob Hendriks, architect te Beilen (Drente) en stadsbouwmeester van Enschede. Rob legt uit dat de titel stadsbouwmeester al lang bestaat maar dat de inhoud van het werk volledig vernieuwd is. Dat geldt volgens hem overigens ook voor het gehele architectenvak, maar dat is een andere discussie. Na het opheffen van de welstandscommissie en het vertrek van Ton Schaap als stadsstedenbouwer is er sprake van een nieuwe start.

Het gaat niet mee om controle en sturing , maar om het “meedenken” en het “mee-adviseren”. (spreekuur: dinsdagmorgens van 09.30 – 11.30 uur, werkwijze: dialoog)

Aan de hand van het opknappen van de gevels in de Haverstaatpassage (een van oudsher drukke winkelstraat, die echter behoorlijk getroffen is door leegstand) licht Rob de nieuwe werkwijze toe.

Aan de pandeigenaren is één op één gevraagd wat zij met hun pand willen en hoe zij de toekomst van de straat zien. De gemeente is zoveel mogelijk volgend, maar houdt oog voor de “korrel” van de stad. Architectonisch uitgangspunt: laat de panden met de voeten op de grond staan (niet alleen grote glazen etalages) en heb oog voor de sporen van de (rijke) historie, bijv. door de topgevels te laten zien. Ook over de inrichting van de publieke ruimte wordt actief meegedacht door de eigenaren/ondernemers.

Van oudsher bedient de overheid zich van gestuurde ontwikkelingsplanologie, waarin toeval is uitgesloten. Tegenwoordig is kleinschaligheid het credo. Er zijn veel kleine (deel)programma’s. Stap voor stap wordt bekeken wat het kost, wat het juridisch kader is en hoe de specifieke rolverdeling is.

Er is ruimte voor toeval, en dealen met onzekerheid is eigenlijk best spannend. Stip op de horizon: ja, maar wel met flexibiliteit. Olaf van de Wal vult aan: de stip aan de horizon dient vooral richtinggevend te zijn.

Nieuwe wet- en regelgeving komt samen in de omgevingsvisie. Zowel Rob als Olaf zien hierin kansen, maar waarschuwen voor het al te zeer dichttimmeren. Kansen moeten benut worden, waarbij de stad zeker een “geheugenfunctie” heeft. (de inwonermoet trots kunnen zijn op zijn stad, dat komt niet vanzelf). Van mislukkingen kun je (veel) leren.

Vanuit de zaal wordt de discussie aangezwengeld wat nu de verdiencapaciteiten van Enschede winkelhart van Twente zijn.

Beide sprekers nemen afstand van het “kannibaliseren” van Twentse binnensteden onderling. Samenwerken in de netwerkstadgedachte is te verkiezen. Voor Enschede kan de integratie van de binnenstad en UT de stip op de horizon zijn.

Na de pauze, waarin wederom muziek en poëzie aan de orde zijn, is het woord aan Ivo Meijerink, succesvol ondernemer met zijn multiwinkel Uppersite aan de Haverstraatpassage. Ivo is te spreken over de inzet van de gemeente, hij constateert een omslag. Zo’n vijf jaar geleden was er een depri-stemming, niemand wilde/kon wat. Ivo had een kapperszaak maar had moeite om zich staande te houden in een leeglopende binnenstad. Creatief ondernemerschap is het antwoord (internationale trend: Londen, wijk Porto Bello). Door zelf meer gebruikers (onder/neven)huurders te zoeken, die aanvullend aan elkaar zijn, kon Ivo een shop-in-shop concept realiseren.

Een fraaie, grote, leegstaande winkel aan de Haverstraatpassage was het pand dat hij op het oog had. Middels een ingroeimodel kon, in overleg met de eigenaar, de beginhuur laag blijven. Ivo was daarbij initiator en hij heeft ook gezorgd voor de noodzakelijke vergunningen. De medehuurders kunnen ook een wand huren voor bijv. digitale verkopen. Nadat een aantal aspirant medehuurders gevonden waren is Ivo aan de onderhandelingen met de pandeigenaar en de vergunningverleners begonnen. Door de positieve insteek en door uit te gaan van wat haalbaar is wilden alle partijen snel meewerken. Half maart begon het proces, 1 mei was de winkel open.

Ivo geeft aan dat een gezond stuk opportunisme geen kwaad kan. Als je een kans zie, beginnen!

Hij had geen tijd en geld om diepgravende plannen te maken. Wees origineel en laat je niet teveel leiden door oudere generaties (zijn of te negatief, of te zeer uit op winstbejag). De huidige tijd is onvergelijkbaar met 10 jaar geleden. Ivo besluit met de stelling dat er veel kan als je de weg weet.

De afsluiting is met muziek en poëzie. Tenslotte bedankt peter van Roosmalen, coördinator van het Architectuurcentrum Twente de inleiders van vanavond. Na de ondersteuners van het architectuurcentrum benoemd en bedankt te hebben staat Peter nog even stil bij het programma voor de komende twee maanden, en dankt alle aanwezigen voor hun inbreng en aanwezigheid.

hh.

18/06/15