Met de bijeenkomst in de Renatakerk beleeft het Forum Erfgoed Enschede (FEE) haar startbijeenkomst. Het Architectuurcentrum Twente maakt deel uit van dit forum, en is de organisator van deze avond, waar diverse sprekers uit het erfgoedveld hun visie geven op toekomst en belang van een goede monumentenzorg (ook met betrekking tot “jonge”monumenten).

Hans de Gruil, moderator van dienst deze avond opent de bijeenkomst, heet de meer dan 100 aanwezigen (een bovenverwachting grote opkomst met o.a. 6 gemeenteraadsleden) welkom, en stelt zichzelf voor. Hans heeft in Hengelo stichting Erfgoed Hengelo opgericht (Hengelo is vanuit de wederopbouw na wereldoorlog 2 van nationaal belang)

Als eerste kondigt Hans uitgever Paul Abels aan. Paul geeft een boek uit over de cultuurhistorie van het gebied binnen de driehoek Enschede, Hengelo en Oldenzaal, de ontwikkeling van het Lonnekerland van oertijd tot heden, met het vliegveldgebied als middelpunt. Schrijver is antroposoof Jan Schukkink. Het boek wordt uitgegeven in coproductie met ADT (Area Development Twente)

Hans de Gruil geeft aan dat deze avond vooral stil gestaan wordt bij “jonge”gebouwen uit de wederopbouwperiode na wereldoorlog 2. Hengelo kent al enige tijd een toegenomen belangstelling voor de in Hengelo op grote schaal aanwezige wederopbouwarchitectuur. De gestructureerde aanpak met meerdere partners, zoals vanavond hier in Enschede wordt geprobeerd, is nieuw en een prima kans.

De eerste inleider is Jan Astrego, stedenbouwkundige in Enschede (o.a. eerder werkzaam bij de gemeente en bij IAA-architecten, thans o.a. voorzitter Museum Buurt Spoorweg). Aan de hand van de stelling dat Enschede niet genoeg hecht aan haar recente verleden, staat Jan stil bij de frustraties van velen over sloop van (relatief) mooie panden, die specifiek zijn voor bepaalde tijdsbeelden. Aan de orde komen o.a. Gebouw 16 van Van Heek &Co aan de Bothof (gesloopt) en de textielvakschool aan de Hengelosestraat (sloop momenteel in gang).

De Renatakerk, waar we nu zijn, staat niet op enige lijst maar is wel het enige gebouw wat nog terugvoert naar het eerste stedenbouwkundige plan na de 2e wereldoorlog m.b.t. de aanleg van de dominante Boulevard 1945.

Andere mooie voorbeelden uit de wederopbouwperiode:
Bethelkerk in wijk Veldkamp
het ensemble van de voorstadwinkels aan de Haaksbergerstraat
het Apostolisch Genootschap aan de Van der Waalslaan (een mooi voorbeeld van de ontmoeting (“shake hands”) van het Nieuwe Bouwen en de Delftse school
de Christelijk gereformeerde kerk aan de 2e Emmastraat (Delftse school)
het oudste flatgebouw van Twente: de Wilhelminaflat aan de Stadsmatenstraat (Delftse school)
de woonflat aan de Oliemolensingel (Nieuwe Bouwen)
de Trompflat (ook een ontmoeting van stijlen, architect Jan Jans)
het Menkokantoor aan de Voortsweg (wijk Roombeek, architect Op Ten Noort-Blijdenstein)
het drinkwaterbedrijf Vitens aan de Weerseloseweg en de rioolwaterzuivering west (gebouwd 1942)

Jan staat nog even stil bij oplossingen voor de waterproblematiek in Enschede (teveel water, met problemen voor de lager gelegen gebieden o.a. Hengelo etc.).

Vervolgens neemt René Vossebeld, cultuurhistoricus het stokje over, met een inleiding over vliegveld Twente en omgeving. René gaat uit van de trits: herkenning, erkenning en waarde(ring). De eerste periode van het gebied omvat het ontstaan en de diverse functies vanaf de middeleeuwen. Periode 2 begint in 1931 met de aanleg van de vliegwei. In periode 3, de uitbouw (van 63 ha naar 1549 ha) van de vliegwei naar een grote “Fliegerhorst” door de Duitsers in WO 2, daarna, periode 4, de tijd van de Nederlandse vliegbasis Twente en periode 5, thans, het post-vliegveld tijdperk (met o.a. Area Development Twente, ADT)

Belangrijk is periode 3, het Duitse tijdperk, met grote uitbreidingen en architectuur en stedenbouw in het kader van camouflage en veiligheid. Gebouwen kregen de vorm van barakken en boeren schuren, oorspronkelijk van hout, al spoedig (veiligheid!) gemetseld, met muurdiktes tot 55 cm. en met stalen luiken. Hangars werden “verstopt” in de bossen en ook gebouwd als boerenbedrijven. Stedenbouwkundig werden losstaande “dorpen””gecreëerd met diverse functies (o.a. Zuidkamp)

De honderden gebouwen uit de Duitse tijd hebben vaak gemeenschappelijke karakteristieken en uitstraling. Na WO2 kromp het vliegveld in tot ca. 500 ha, en werden bijv. de vliegtuigshelters, verdeeld over het terrein, toegevoegd. Thans vindt (te) veel sloop plaats, o.a. het garagecomplex. In het Zuidkamp en Prins Bernhardpark wordt teveel toegevoegd, waardoor je door de bomen het oorspronkelijke bos niet meer ziet. Het gehele vliegveldterrein is als totaal de status van rijksmonument waardig (erkenning). Het gebied is uniek, een parel die een prima identiteitsdrager kan (en moet) zijn.

Bert Haer is de ambtenaar achter het monumentenloket van de gemeente Enschede. De gemeente heeft m.b.t. jonge gebouwen het beleid gevolgd dat er (helaas) geen geld beschikbaar is, en dat er dus geen aanwijzing als gemeentelijk monument plaats vindt (lusten en lasten behoren in evenwicht te zijn, en de lasten horen niet éénzijdig bij de individuele burger). Op individueel niveau wordt getracht met maatwerk nog een beetje bescherming te bieden via de cultuurhistorische waardenkaart.

Enschede heeft thans zo’n 400 monumenten, de helft rijks, de andere helft gemeentelijk. Op de lijst staan geen na-oorlogse panden. De gemeentelijke monumentencommissie heeft op eigen initiatief geïnventariseerd. Het Oversticht heeft daarop (2009) 13 panden “monumentwaardig” geadviseerd.

In 2012 is het “Erfgoed 21”beleid vastgesteld (instellen loket, bevorderen opleidingen, arrangementen met monumentenwacht, instellen cultuurhistorische waardenkaart, evt. aanvullen gemeentelijke monumentenlijst) Er is geen financiële bijdrage voor onderhoud meer beschikbaar.

Van de 13 panden van de Overstichtlijst, zijn gesprekken geweest met 12 eigenaren (Sloopprocedure Textielvakschool was al te ver op streek om daar nog iets te “redden”). Aanwijzing als monument betekent o.a. meer vergunningsplicht (met bijbehorende leges etc.) De lasten voor de eigenaar worden dus zwaarder, de gemeente kan dat niet compenseren, er is dus geen aanwijzing als monument gevolgd.

Volgende spreker is Joep van Aken, werkzaam bij ADT en daar belast met de ontwikkeling van de woon- en werkgebieden van het voormalige vliegveld. Na de vuurwerkramp was Joep, namens de gemeente, medeverantwoordelijk voor de herbouw van Roombeek. Volgens Joep is erfgoed een serieuze waarde bij gebiedsontwikkeling, maar niet de enige waarde. De zoektocht (en behoud) van identiteit is belangrijk (zie Ruhrgebied). Bij behoud van erfgoed is een officiële status geen absolute voorwaarde. Erfgoed is de identiteitsdrager, maar moet wel exploiteerbaar zijn en er moet herbestemming mogelijk zijn (dus geen rigide regelgeving). De verwachting van Joep is dat er een toename komt van vrijkomend erfgoed. De overheid (gebrek aan geld) trekt zich terug, er zijn private investeerders nodig. Dus focus op alliantie van publiek en privaat. Na de vuurwerkramp is veel moeite gestoken in behoud van historie, zonder dat er een monumentenstatus is. De Tetemontwikkeling aldaar is als alliantie uiteindelijk geslaagd, de ambitie voor een integraal behoud is gerealiseerd.

Joep geeft aan dat wat hem betreft de legesheffing niet de financiële blokkade mag zijn voor de aanwijzing als monument.

Bij de huidige ontwikkeling van het vliegveldgebied ligt de focus op de verdichting van de gebieden waar al concentraties zitten. Eén van de lagen die daarbij een rol spelen is de cultuurhistorie. Het herstel van de bekenloop is een andere laag. In het bestemmingsplan wordt bescherming geboden voor beschermwaardige gebouwen. Hiervoor is een waardenkaart, ook op deelgebieden, samengesteld. “De Strip” is een ontwikkeling tot evenementenlokatie, inhoudelijk op het snijvlak van evenementen en technologie. Uitgangspunt van het bestemmingsplan is dat bestaand groen- en infrastructuur in takt blijft. In ’t Vaneker/Zuidkamp staan ca. 40 bestaande panden en worden meer dan 200 kavels voor nieuwe woningen toegevoegd. Dat wordt vanwege de huidige marktomstandigheden een langjarige ontwikkeling.

Laatste spreker is Karel Loeff, directeur van de erfgoedvereniging “Heemschut”. Zijn stelling is dat bescherming van wederopbouwerfgoed een overheidstaak is. De nieuwe erfgoedwet onderstreept het belang van een effectieve bescherming.

Anno 2015 zijn er in Nederland ca. 61.000 rijksmonumenten en ca. 40.000 gemeentelijke monumenten. Met daarnaast ca. 400 beschermde stads- en dorpsgezichten en 10 st. werelderfgoederen. Enschede telt momenteel zo’n 400 monumenten.

Het huidige regiem is de monumentenwet 1988. De nieuwe erfgoedwet wordt in 2016 verwacht.

De gemeentelijke monumenten worden aangewezen op basis van de gemeentelijke erfgoedverordening (vastgesteld door de gemeenteraad). Advocaat mr. Victor de Stuers (1843-1916) was de grondlegger van de monumentenwet. Mede door zijn toedoen is Bond Heemschut ontstaan. De Stuers was de eerste volksvertegenwoordiger en hoge ambtenaar op het terrein van kunsten en monumentenbescherming. (vergelijk: in Twente kochten de Van Heeks wat zij persoonlijk mooi vonden en verplaatsten objecten buiten hun natuurlijke habitat, bijv. “los hoes”in de tuin van het Rijksmuseum). Vanaf 2002 is er meer aandacht voor jonge bouwkunst (bijv. station NS Enschede). In 2007 volgt de aanwijzing van 100 monumenten uit het tijdperk 1940-1988. Beschermwaardige gebouwen hoeven niet bij voorbaat de monumentenstatus te krijgen. Er zijn ook andere mogelijkheden. De gemeenten zijn nu aan zet, zij moeten zelf actief zijn. Er zijn mogelijkheden om erfgoed, jonger dan 50 jaar, aan te wijzen. Heemschut zet zich in als sloop dreigt. De vereniging kent 5000 vrijwilligers en een werkgroep monumentale kunst uit de wederopbouwtijd. De belangenbehartiging vanuit Heemschut richt zich op vele facetten.

De aansluitende discussie- en vragenronde richt zich in eerste instantie op de verdichting van Zuidkamp en Prins Bernhardpark, onderdelen van het vliegveld. Joep van Aken geeft aan dat in het bestemmingsplan is gekozen voor extensieve woonbebouwing, René Vossebeld argumenteert dat kwaliteit niet alleen bestaat uit de gebouwde omgeving, maar ook uit groen. En dat groen wordt geweld aangedaan. Er zijn ca. 45 gebouwen gesloopt en er worden er ca. 260 toegevoegd. Die verhouding klopt niet volgens René.

Joep geeft aan dat de discussie in de gemeenteraad is gevoerd en dat daar is besloten, na weging van alle argumenten (ook de financieel-economische).

Aangedragen wordt dat de aanwijzing als gemeente monument ook nuttig kan zijn ook al is bescherming lastig, de discussie zorgt meestal voor extra tijd en nieuwe mogelijkheden en oplossingen.

De financiële bal mag daarbij niet bij de individuele burger blijven liggen. Stimulering zou misschien kunnen door een korting op de OZB.

Consistent beleid is eveneens van groot belang.

Aangedragen wordt nog dat het bagatelliseren van de financiële (exploitatietechnische) kant tot problemen gaat leiden. Ontkennen daarvan heeft geen zin (o.a. discussie met leegkomende kerkgebouwen).

Hans de Gruil eindigt door de inleiders en de bezoekers te bedanken en door te pleiten voor de opbouw van kennis, van waaruit een visie kan worden gegenereerd. Uit het geheel moet dan een klimaat ontstaan waarin volstrekt duidelijk wordt wat we willen.

HH.

7/7/15