In opdracht van de gemeente Enschede heeft Architectuurcentrum Twente een stadsdebat georganiseerd over De Westflank van Enschede, (= de Oostflank van Hengelo) waar de ontwikkeling van het Business & Science Park en het terrein van de Universiteit Twente tot Kennispark  alsmede de ontsluiting van het Kennispark in noordelijke richting met aansluiting op rijksweg A1 (NOEK=Noordelijke Ontsluiting Enschede Kennispark) in het brandpunt van de belangstelling staan.

Het debat vindt plaats in de hal van museum De Twentse Welle, in het kader van de tentoonstelling “Bouwplaats Enschede: Een stad herschept zichzelf”, die nog tot 4 maart as. in het museum loopt. Er zijn ca. 110 bezoekers die in een extra lange pauze de gelegenheid hebben om de tentoonstelling te bekijken.


Coördinator Peter van Roosmalen van het Architectuurcentrum Twente opent de avond, heet de aanwezigen welkom, en staat even stil bij de volgende activiteit van het Architectuurcentrum: van 9 maart tot 25 maart as. is er in de Creatieve Fabriek in Hengelo de tentoonstelling van het werk in eerste ronde van de scholieren van de bovenbouw van HAVO en VWO in Twente, die meedoen aan “Archi-Idols 2011/2012”. De 20 besten  gaan door naar de 2e ronde. De uiteindelijke winnaar wordt 22 juni as. bekendgemaakt.

Vervolgens geeft Peter het woord aan Han Pape, die ook deze avond weer als moderator en avondvoorzitter optreedt. Han memoreert dat nog maar kort geleden de Westflank van Enschede werd bepaald door het viaduct in de Hengelosestraat ter hoogte van de ingang van de UT, en “Checkpoint Charley”, het entreegebouwtje van de UT. Er is veel dynamiek in het gebied en de trend van het  naar elkaar groeien van Enschede en Hengelo is ontegenzeggelijk.

De stadsstedenbouwer van Enschede, Ton Schaap, krijgt als eerste inleider het woord. Ton gaat in op het thema “integratie” en geeft aan dat integreren heel wat moeilijker is dan differentiëren (met integratie maak je wat nieuws, dat van een hogere macht is). In Twente zijn in de loop van de jaren diverse pogingen tot integratie gedaan, met weinig succes. Integratie wordt veelal bepaald door de toevoeging van stedenbouwkundige elementen. Nieuwe rondwegen, spoorlijnen en de toevoeging van snelwegen (in Twente A1 en A35, en in de toekomst A18) zijn bepalende processen. Ton geeft (terzijde)  aan dat de samenloop van A1-A35 (knooppunten Azelo en Buren) bepalend is voor de gebiedsontwikkeling in dit deel van Twente.

De binnenstad van de Enschede is geïntegreerd door de aanleg van de singels in jaren ‘30. Na WO II werd dwars door het centrum een nieuwe as aangelegd (de Boulevard), die inmiddels ook weer gesloopt is. Enschede is een concentrische gebouwde stad met radialen. In het tussengebied tussen Enschede en Hengelo zijn tenminste een viertal gebieden te onderscheiden, die vanavond aan de orde zijn. De Universiteit Twente, Het Business & Science-Park, Go-Planet, met het stadion Grolsch Veste, het uitgaanscentrum en de IJsbaan, en het groene landschap. De vraag is of deze verschillende elementen zijn te integreren tot een hogere macht, en/ of integratie van het tussengebied in de stedelijke omgeving mogelijk is. Ton geeft aan dat er verschillende varianten mogelijk zijn en toont voorbeelden van ontwikkelingen uit Berlijn en Lausanne (Rolex learning centre, met een menging van alle denkbare functies). De ontsluiting van kennispark in noordelijke richting, en de integratie van het groengebied tussen UT en A1 is een cruciale opgave. De UT (destijds THT) is langs een duidelijke lijn opgezet. Het terrein wordt ontsloten door een centrale as, van zuid naar noord, het wonen (de campus) werd aan de westkant van die as gesitueerd, de onderwijsgebouwen aan de oostkant. Zowel de kwaliteit van de stedenbouwkundige opzet als de gebouwen hadden een internationale allure. Met de toevoeging van Pieter Blom’s Bastille (mensa) en De Vrijhof werd het oerconcept radicaal veranderd (tot woede en frustratie van de oorspronkelijke ontwerpers Van Embden en Van Tijen). De centrale as werd halverwege abrupt afgebroken. In een eerste versie van de Bastille was er nog sprake van een beperkte doortrekking van deze as onder de gebouwen door, dit is echter nooit gerealiseerd.

Franka Werner, stedenbouwkundige bij de gemeente Enschede, geeft aan dat er redenen zijn om, in noordelijke richting, een ontsluiting vanaf de rijksweg A1 te organiseren. Het is nodig om een “robuust” wegennetwerk te complementeren, en het is nodig om de economische ontwikkelingen te faciliteren. Vanuit het zuiden is al het nodige gebeurd, met de verbeteringen op de aansluiting op de A35, de gedeeltelijke verdubbeling van de Auke Vleerstraat, de aanpassingen en uitbreiding van de Grolsch Veste, en de toevoegingen en verbeteringen op het B&S-park. Ontsluiting in noordelijke richting kent een aantal dilemma’s: langs de campus of over de campus? De UT als “eigen” wereld of als geïntegreerd stadsdeel? Kansen voor (voldoende) nieuwe toevoegingen op cruciale plekken? Behoud van de groene uitstraling van het gebied (met name in noordelijke richting)? Franka toont een aantal schetsen van de “grote”lijnen. Het is nu het juiste moment voor discussie en debat over deze onderwerpen. Over de feitelijke aansluiting op de A1 denkt Franka dat een nieuwe afslag “Frans op de Bult” het meest kansrijk is. (ontwikkelingen rondom Airport Twente zijn hierop mede van invloed)

In een eerste reactie uit de zaal, komt naar voren dat de zgn. Boswegvariant op Hengelose bezwaren stuit, en dat de toevoeging van een nieuwe afslag op de A1 bij Rijkswaterstaat mogelijk niet haalbaar is.

De volgende inleider, Peter Timmerman (Studium Generale UT), heeft in het boek “Architectuur met een grote A” de ontwikkelingsgeschiedenis van het gebied en de gebouwen van de Universiteit Twente beschreven. Routes zijn essentieel voor geslaagde architectuur en stedenbouw (Le Corbusier was een “route”architect). Bij de aanleg was de hoofdontsluiting de kern van de universtiteit, waarlangs fraaie gebouwen gesitueerd werden. De woonbebouwing aan de westkant werd achter groen geplaatst. Met fraaie doorkijkjes en zichtlijnen.  De insteek was een hoogwaardige uitstraling. Met de komst van Bastille en Vrijhof ( “deze gebouwen zijn als spoorwagons op een rangeerterrein gezet”) vond een paradigmaswitch plaats. De hoofdontsluiting werd abrupt afgebroken, en de weg eindigt in het niets. Aan de hand van een  stedenbouwkundige kaart uit de begintijd van de Universiteit, toen nog sprake was van een (niet gerealiseerd) Universitair ziekenhuis in de noord-oosthoek van het gebied, blijkt overigens dat de centrale ontsluiting altijd onderwerp van discussie is geweest. In de huidige discussie ziet Peter het gevaar van desintegratie van het gebied  als campusuniversiteit.

In de (verlengde) pauze maken vele bezoekers gebruik van de mogelijkheid om de tentoonstelling “Bouwplaats Enschede” te bezoeken.

Na de pauze is er aandacht voor concrete invullingen en gebruikers van Kennispark “nieuw”. Kees Eijkel, directeur van het Kennispark Twente, geeft in zijn bijdrage aan dat Kennispark is opgericht om de economische ontwikkelingen te faciliteren. Kennispark draagt bij aan de waardeontwikkelingen van bedrijven, waarbij uitgangspunt is dat grote R&D-afdelingen van concerns (in Twente) niet meer bestaan. Die ontwikkelingsrol is overgenomen door het MKB en door jonge, startende ondernemers. Het bieden van Kennis, Talent, Financiering (mede op risico) en Faciliteiten zijn de pijlers van Kennispark, beschreven in een actueel Masterplan. Daarmee behoort Kennispark tot één van de vier kenniscampussen van nationaal belang. Kennispark levert jaarlijks enige honderden arbeidsplaatsen op. Het talud van de verhoogde Hengelosestraat was een obstakel voor integratie van B&S-park en UT. Nu het talud weg is, en de “laan” is aangelegd, komt de vernieuwbouw van het gebouw “the Gallery” eindelijk van de grond. (de slechte vastgoedmarkt speelde hierin een rol). Er is nu, gezamenlijk met de eerste 50 m1 die de UT aan zijn kant van zijn terrein beschikbaar stelt, ruimte gekomen voor nieuwe ontwikkelingen. The Gallery is één van de eerste gebouwen van de UT. Dit langste gebouw van Twente is thans tot op het casco gestript. Het gebouw wordt opnieuw ingevuld en uitgebreid. Op basis van voorintekening is het gebouw volledig verhuurd (35.000m2) en zijn zo’n 150 events per jaar voorzien. Herinrichting van het B&S-park is meer dan nodig. De Auke Vleerstraat in oude toestand ziet er niet uit. Het B&S park ademt “Belgische” hokjesgeest, en matcht niet met de ambities van Kennispark.

Marianne Kok is namens de Raedthuys Groep betrokken bij de voorbereidingen van de nieuwbouw voor Raedthuys. Raedthuysgroep is een innovatieve onderneming op het gebied van duurzame energievoorzieningen. Men ontwikkelt, exploiteert en bezit wind- , zonne- en bioinstallaties. De nieuwe huisvesting moet passen bij de gewenste innovatieve uitstraling en moet dus “state-of-the-art” op het gebied van duurzaamheid zijn. Raedthuys zag zijn kansen na sloop van het talud en integratie van UT en B&S-park, op de beschikbaar komende kavels. Architect Thomas Rau is ingeschakeld vanwege zijn expertise op het gebied van Duurzaam Bouwen. De huidige voorzieningen op het B&S-park (waar Raedthuys nu gevestigd is) zijn volgens Raedthuys onvoldoende (bijv. ontmoetingsfuncties en het faciliteren van het “nieuwe werken”). De nieuwbouw van Raedthuysgroep moet een impuls zijn voor de gebiedsontwikkeling, terwijl Raedthuys overweegt  “duurzaam vastgoed” als nieuwe poot aan de eigen bedrijfsvoering toe te voegen (ambitie: het nieuwe gebouw als expertisecentrum voor duurzaam bouwen met innovatieve verdienmodellen).  Met betrekking tot de nieuwbouw wordt samengewerkt met de gemeente Enschede, Saxion Hogescholen, architect Rau en adviseurs, Kennispark en toekomstige gebruikers.

N.a.v. een opmerking uit de zaal dat het toch niet erg duurzaam is om een nieuw, duurzaam gebouw te betrekken en tegelijkertijd een niet-duurzaam gebouw leeg achter te laten, geeft Marianne aan dat Raedthuys dat probleem onderkent en inmiddels een studieopdracht heeft verstrekt om mogelijke oplossingen in kaart te brengen.

Architect Paul de Ruiter heeft vanmiddag de opening bijgewoond van het door hem ontworpen markante gebouw van “Sigmax ict-solutions”, gelegen op een dominante kavel uit de “strategische-reserve” van de gemeente (woorden van de Enschedese burgemeester tijdens de opening) tegenover het station NS-Drienerlo op het B&S-park. Als architect heeft Paul als één van zijn doelen: gebouwen moeten energie produceren, niet consumeren. Een duurzaam gebouw is in balans. Het Sigmax gebouw is transparant en duurzaam. De uitstraling van het gebouw trekt talent aan. T.o.v. het stedenbouwkundig plan is het gebouw gedraaid op de kavel. Beter t.o.v. de zon, en een impuls voor het nieuwe stationsplein. De opzet van het gebouw is relatief eenvoudig: glazen gevels, vier gelijke verdiepingen en een “waanzinnige” trap, die de verdiepingen onderling gebruiksmatig verbindt. Er is veel aandacht besteed aan duurzaamheid op energiegebied. Het achterwege laten van verlaagde plafonds maakte het noodzakelijk dat in een vroeg stadium van het ontwerpproces gedetailleerd alle voorzieningen worden vastgelegd. Desgevraagd geeft Paul aan dat naar zijn mening het huidige B&S-park te weinig inspiratie biedt, te weinig allure heeft.

De nabrander is van Wimjoost Licht, gemeentesecretaris van Hengelo, van origine landschapper. Wimjoost geeft aan dat er bij tijd en wijle bestuurlijke spanning is tussen buurgemeenten Enschede en Hengelo, en tussen de steden in Twente en het platteland. Twente is één van de mooiste gebieden van Nederland, met een hele ingewikkelde bodemstructuur. In Twente is nog echte “oale groond”, maar Twente is qua stedenbouw ook het meest noordelijk stukje België, en is soms bestuurlijk een melancholieke blues of een slapstick uit de oude doos. Het is feitelijk, vanaf enige afstand bekeken één stedelijke metropool, met na de Randstad, de hoogste bevolkingsdichtheid van Nederland (er zijn ca. 650.000 inwoners). Volgens Wimjoost moet de centrale vraag zijn: hoe maak je een omgeving waarin mensen prettig werken en zich prettig voelen, en waarin studenten zich optimaal blijvend kunnen ontplooien. In dat licht bezien is de vraag : waar komt nu de weg en hoe breed is die precies, niet de juiste. Wel relevant is de vraag hoe houd je mooi mooi, hoe bewaak  je  kwaliteit (de universiteit is vanuit het CIAM-gedachtengoed ontwikkelt, onthouden we dat wel?) en zijn de verhalen bij aanvang niet te rooskleurig? Overigens is het fantastisch en tegelijkertijd moedig om de “battle” over ruimtelijke kwaliteit zo in alle openheid aan te gaan. Regio ontwikkelingen zijn steeds belangrijker, juist bij de afname van onstuimige stedelijke groei. Regio imago voor Twente is onder de maat, maar van zeer groot belang voor de ontwikkelingen. De westflank van Enschede (dus de oostflank van Hengelo) is dus een gezamenlijke uitdaging.

Enige markante punten uit de aansluitende, levendige discussie zijn:
- Zorgen ruim aangelegde (snel)wegen voor een desinteresse van de gebouwde omgeving, in dit geval voor de campus van de UT?  Uit het verhaal van Franka Werner blijkt dat de UT thans worstelt met het momenteel leegstaande gebouw de Bastille, en uit het verhaal van Ton Schaap dat integratie niet vanzelfsprekend succesvol is. Kan de campusopzet geïntegreerd worden met een grootschalige verkeersafwikkeling? De suggestie wordt gedaan om een wedstrijd uit te schrijven waarin werkloze architecten en stedenbouwkundigen uitgedaagd worden om hun creativiteit in te zetten.
- Ton Schaap geeft nogmaals aan dat er niet gefocust moet worden op één weg op één bepaalde plaats. Het gaat om meer.
- Peter Timmerman vraagt zich af in hoeverre een nieuwe ontsluiting in noordelijke richting de campusfunctie als geheel kan versterken. Dit in tegenstelling tot de angst van desintegratie.
- Brinksma, rector-magnificus UT geeft aan dat de campus absoluut niet uit elkaar mag vallen. De campus is van groot belang vanwege de internationale uitstraling. De UT wil het beeld voor de gehele Twentse regio in het oog houden. Dat gaat veel verder dan een wijk van Enschede zijn.
- Jeroen Hatenboer, wethouder van Enschede schetst Kennispark als onderdeel van een groter geheel. Hart van Zuid Hengelo, luchthaven Twente en stadshart Enschede zijn samenhangend. Vanuit de volle breedte moeten de goede oplossingen komen.
- Marijke van Hees, wethouder van Enschede geeft aan dat de discussie thans nog niet rijp is voor het vastleggen van definitieve oplossingen.
- Albert Fien, stedenbouwkundige onderstreept het belang van de campus UT voor Twente. Die campus ligt thans echter aan een doodlopende weg.
- Uit de zaal komen opmerkingen dat de activiteiten (o.a.Studium Generale) op de UT wel degelijk goed bezocht worden vanuit de Twentse steden en dorpen.   
- Han Pape werpt de vraag op in hoeverre de UT functioneel geïntegreerd moet worden.
- Dirk Baalman, directeur Oversticht, vraagt zich af in hoeverre de programma’s van de nieuwe toevoegingen (de individuele gebouwen) op elkaar zijn afgestemd. Ze hebben allemaal een eigen café/ontmoetingsruimte/restaurant. Past dat dan wel?
- Dick Buursink, ex-wethouder Enschede en ex- gedeputeerde van de provincie Overijssel geeft aan dat Kennispark uniek is, dat een goede ontsluiting van groot belang is, maar dat dat niet hetzelfde is als het aanleggen van een doorgaande weg.
- Kees Eijkel onderstreept het belang van een gezamenlijke visie voor (toekomstige) gebruikers. Er liggen veel kansen, ook op detailniveau, bijv. op het gebied van de organisatie van het parkeren.
- Ton Schaap wijst erop dat een gebouweigenaar niet verplicht kan worden om een mooi pand in een mooie omgeving te maken. Het kan alleen met vrijwillig en met overtuigingskracht.
- Marianne Kok geeft als praktisch punt aan dat wellicht de leerlingen van de AOC (gevestigd op Kennispark) ingeschakeld kunnen worden bij onderhoud van de groenvoorzieningen.
- Heer Ten Asbroek uit Haaksbergen betrekt de A18 in de discussie. Volgens hem moet deze niet bij de Grolschfabriek op de A35 worden aangesloten maar ergens tussen Hengelo en Delden op de A1. Verder moet er ruimte op Kennispark zijn voor de vestiging van een homeopatische medische faculteit.
- Mevrouw Minkjan vraagt hoe het PvE van Raedthuys, waarin duurzaamheid en mobiliteit speerpunten zijn, zich verhoudt tot de aanleg van de NOEK .
- Marianne Kok geeft aan dat mobiliteit meer is dan alleen autoverkeer. Het gaat ook om O.V., om fietsers, om carpoolen en om voorzieningen voor elektrische auto’s.
- Mevrouw Minkjan dringt aan op goede samenwerking tussen Enschede en Hengelo. Kan de Laan van Driene in Hengelo geen rol spelen?
- Peter Timmerman spreekt het idee van een prijsvraag wel aan.

Als afsluiting geeft Han Pape aan dat infrastructuur in al zijn facetten van groot belang is, en dat het proces daar naar toe en de keuzes die gemaakt moeten worden ingrijpend zijn, waarbij maar al te vaak fouten worden gemaakt. Door veel met elkaar te discussiëren kunnen fouten wellicht beperkt worden. Daartoe heeft deze avond hopelijk bijgedragen, waarvoor dank aan de inleiders en de deelnemers aan de discussie. Han denkt dat een prijsvraag creativiteit kan losmaken die noodzakelijk is om de goede oplossingen te vinden.

Namens het Architectuurcentrum Twente bedankt Peter van Roosmalen de inleiders en bezoekers en nodigt een ieder uit nog even na te praten onder het genot van een drankje.
   
Enschede, 1 maart 2012.
HH.