In Twente, maar natuurlijk ook in Hengelo zelf, was al lang bekend dat deze industriestad een bijzondere hoeveelheid wederopbouwarchitectuur in huis heeft met bovendien een hoge kwaliteit. Het Rijk heeft dat nu ook erkend en de stad, samen met veertien andere locaties, aangewezen als een wederopbouwgebied met kwaliteit. Dat was het nieuws dat Anita Blom van de Rijksdienst Cultureel Erfgoed kon brengen op 15 april tijdens de expertmeeting ‘Een nieuw leven voor wederopbouwarchitectuur’.


Architectuurcentrum Twente organiseerde in samenwerking met BNA Kring Twente de expertmeeting ter gelegenheid van de bekendmaking van de winnaars van de ideeënwedstrijd ‘De Top van Bischoff’. De wedstrijd leverde maar liefst 109 inzendingen op die van 31 april tot 6 mei 2011 te zien zijn in het tijdelijk gemeentehuis van Hengelo aan het Burg. Jansenplein te Hengelo. De opgave was het toevoegen van een extra bouwlaag op een pand aan de Markt in Hengelo. Dit plein wordt omzoomd door winkelpanden uit de wederopbouwperiode, echter met een laag minder dan de architect Van Couwelaar destijds bedacht had. Om die onterechte aanpassing – destijds ingegeven door bezuinigingen, al was het maar voor even en fictief - weer teniet te doen was voor één van de panden, dat van winkelier Bischoff, een oplossing gevraagd. Van de 109 inzendingen was het merendeel binnen de gestelde opgave ontworpen. Een paar waren buiten de gestelde kaders getreden en kwamen met bijzondere oplossingen, zoals die van Ronald Olthof, die een voorstel maakt om de gehele pleinwand van een extra bouwlaag te voorzien. Later zou blijken dat zijn inzending een bijzondere vermelding kreeg.
De bijeenkomst had een tweeledig doel: enerzijds de bekendmaking van de winnende inzending en anderzijds aandacht geven aan de mogelijkheden om door het toevoegen van programma een nieuwe toekomst mogelijk te maken voor behoudenswaardige wederopbouwarchitectuur. Daarvoor waren een viertal inleiders uitgenodigd die vanuit de praktische maar ook vanuit de wetenschappelijke invalshoek hun visie gaven op de thematiek.


Leon van Meijel
, de uit Nijmegen afkomstige adviseur cultuurhistorie, besprak een aantal actuele voorbeelden uit sectoren waarin de problematiek veel voorkomt: kerken, scholen en woningen. ‘Kerken werden in de wederopbouwperiode, een tijd van verzuiling, meestal in wijken gebouwd, dat is de stadschil die qua schaal ligt tussen de buurt en het stadsdeel.’ Met die schaal in gedachten liet Van Meijel een drietal kerken zien die een nieuw leven krijgen door de verloren kerkfunctie te vervangen door woningen. De wijze waarop dat gebeurt, hangt af van de locatie en de architectuur van de kerk. Altijd met respect door bijvoorbeeld de architectuurkenmerken als uitgangspunt te nemen, of door de functie van gebouw en omliggende tuin om te wisselen of door juist de kenmerkende draagstructuur te gebruiken als ontwerpuitgangspunt. Scholen komen vrij voor hergebruik omdat in het onderwijs de schaalvergroting leidt tot fusies waardoor veel bestaande gebouwen leeg komen te staan. Voor het hergebruik van de grote woningvoorraad afkomstig uit de wederopbouwperiode is het volgens Van Meijel van belang dat het handschrift van de wijk gezocht wordt om met die kenmerken het ontwerpplan te maken. ‘Soms zit het in de fragmentatie, dan weer in de structuur. De aanbevelingen die Van Meijel ten slotte doet, zijn als volgt samengevat: ‘Breng in een vroeg stadium alle betrokken disciplines bij elkaar en richt je dan op het ontwikkelingsperspectief waarbij vooral met beeldtaal gecommuniceerd moet worden om zo mogelijke barrières te slechten’.


Anita Blom
is specialist ‘Naoorlogs bouwen’ bij de Rijksdienst Cultureel Erfgoed in Amersfoort. In die functie heeft zij in het project Wederopbouw gedurende de jaren 2001-2008 het naoorlogs erfgoed verkend en verrichtte zij onderzoek in Hengelo. Doelstelling was het bevorderen van kennis over het naoorlogse bouwen en het integreren ervan in een nieuwe omgeving en niet uitsluitend uit te gaan van sloop. In het onderzoek werden 25 categorieën herkend en werden op basis van toenmalige en huidige kwaliteiten 25 wederopbouwkernen gevonden waaronder Hengelo. Blom brengt de Hengelose situatie in herinnering: In Hengelo werden door oorlogschade 487 woningen verwoest. In de opdracht aan de wederopbouwarchitecten W.R. van Couwelaar en C. Pouderoyen waren enkele uitgangspunten van belang. Zo moest het bestaande stratenpatroon gehandhaafd worden, moest er een betere verbinding komen tussen de binnenstad en het stadsdeel ten zuiden van de spoorlijn en moest er een marktplein gemaakt worden. Daarnaast werd gevraagd om de groengebieden in Hengelo met elkaar in verbinding te brengen, hetgeen inmiddels teniet is gedaan omdat het groen grotendeels is volgebouwd. Het belang van de kwaliteit van de wederopbouwarchitectuur in Hengelo is nu ook door het Rijk gewaardeerd met de status van ’Wederopbouwgebied met kwaliteit’. Er zijn in Nederland 15 van die gebieden aangewezen. Wat de betekenis van die status is, werd door Blom niet verder toegelicht. Ze gaf de aanwezigen wel enkele aanbevelingen mee: ‘Wijs plekken aan die cruciaal zijn en maak keuzes; niet met losse ingrepen maar ga uit van gebiedsanalyses tot aan het gebouwniveau.’ En meer specifiek in relatie tot de aanleiding van de bijeenkomst: ‘Het geslaagd optoppen van gebouwen hangt van het gebouw af en van de omgeving; vergeet daarbij niet de bestaande gevel te betrekken.’


Endry van Velzen
, directeur/architect bij De Nijl Architecten uit Rotterdam, gaf zijn inleiding de titel ‘Verandering en continuïteit’. ‘Bij het beoordelen van de wederopbouwkwaliteiten moet je niet alleen uitgaan van de architectuur maar ook van de omgeving en de schaal van het ensemble. Dat is goed te zien in Slotermeer (een deelgebied in Amsterdam-West naar een ontwerp van architect J.F. Berghoef). Probeer goed de identiteit, de rust en openheid, van zo’n wijk te begrijpen. Die kenmerken worden steeds belangrijker in het vermarkten van de plek in de stad. Zorg dat het nieuwe het bestaande versterkt.’ Van Velzen toont drie verschillende benaderingen van deze opvattingen in de voorbeelden van het Kwadrant West in Amsterdam Osdorp, in De Raden in Den Haag en in Pendrecht Zuid in Rotterdam.


Frits van Dongen
sluit de reeks inleidingen af. Van Dongen is directeur/architect van de ArchitektenCie. uit Amsterdam en hij is de voorzitter van de jury die de inzendingen voor de Top van Bischoff beoordeelde. Van Dongen vertelde over de indrukwekkende kwaliteit en de kwantiteit van de inzendingen door alle 109 motto’s in sneltreinvaart te declameren. Bijna buiten adem maakte hij vervolgens de winnaar van de publieksprijs bekend: het plan ‘Licht’ van het ontwerpteam Gerrie Bekhuis en Seppo Tusa (Espoo Finland).


Aansluitend werd onder leiding van moderator Hans de Gruil, voorzitter monumentencommissie van Hengelo en plaatsvervangend voorzitter welstand- en monumentencommissie Drents Plateau, het debat gestart. De Gruil startte met de stelling: ‘Het maakt niet uit hoe erg de ingreep is’. Frits van Dongen vindt dat, in relatie tot de ideeënprijsvraag, geen idee te ver gaat. Maar uiteraard is er daaropvolgend wel de realiteit van de uitvoeringsfase. Van Velzen vult aan dat het niet alleen over vorm, moet gaan maar dat je ook over het programma moet nadenken. De Gruil vraagt verder: ‘Is in het licht van cultuurhistorie het gebouw of juist de omgeving van invloed?’ Anita Blom: ‘De omgeving is het belangrijkste; je moet ook nadenken over wat je met de stad verder wilt doen.’ Leon van Meijel vult aan: ‘De waarde van de wederopbouw is vooral de samenhang in plaats van een specifiek gebouw. Maar daarnaast heeft elk gebouw ook zijn specifieke kwaliteit in specifieke details. Het is dus en/en! Begin dus altijd met de cultuurhistorie, niet als conserverende stolp maar als inspiratiebron.’ De zaal vraagt: ‘Dat kan een lastige opgave zijn als het een mooi gebouw betreft. Wat doe je dan met de omgeving?’ Endry van Velzen: ‘Dat hangt er vanaf. Iedere plek is anders. Maar ook het programma is bepalend; dus misschien moet je wel opnieuw programmeren.’ Van Meijel beaamt: ‘DE wederopbouwarchitectuur bestaat niet, dus DE oplossing bestaat ook niet.’
De Gruil vraagt naar de grootste kansen en de grootste bedreigingen. Voor Blom geldt: ‘Het geven van een nieuwe functie is vaak de enige redding. Dat is de toekomst van gebouwen uit die tijd.’ Van Velzen vindt de ontwerpopgave voor het pand van Bischoff lastig omdat het gebouw met de duidelijke dakrand al zo af is. Veel inzendingen laten het gebouw als functioneren als een dienblad voor de op te dienen toevoeging. Daarmee eindigt het debat waarbij Hans de Gruil samenvat dat de meerwaarde van de ingrepen moet aansluiten op de vraag en dat die meerwaarde tevens respect moet hebben voor het bestaande.