Inleider:   
- Dirk Baalman, cultuurhistoricus adjunct directeur Oversticht Zwolle

Aanjagers   
- Guus Geerdink, architect Oversticht, Zwolle
- Ger Pesman, ambtenaar gemeente Hardenberg
- Harry Minkhorts, zelfbouwer te Lichtenvoorde
- Hein Stolker, projectontwikkelaar, Enschede.

Panelleden:   
- het aanwezige publiek

Gespreksleider   
- Noud de Vreeze, directeur welstandzorg Noord Holland

Bezoekers: 60 personen
Locatie: Aula, Openbare Scholengemeenschap, Hengelo


Opening

De bijeenkomst wordt geopend door Peter van Roosmalen, Architectuurcentrum Twente. Welkom aan de deelnemers, panel en publiek bij deze bijeenkomst over de welstandscommissie. Komende activiteiten die ook door Architectuurcentrum Twente georganiseerd worden zijn o.a. op 13 december 'Een nieuwe generatie bedrijvenparken II', de reizende tentoonstelling 'Architectuur en Landschap', in januari 'Architectuur actueel, het centrumplan van Haaksbergen'. Deze en de overige activiteiten voor de komende maanden kunnen op de website www.architectuurcentrumtwente.nl nagezocht worden.
Dank gaat naar de sponsoren en subsidiegevers: het Stimuleringsfonds voor Architectuur, Provincie Overijssel, Stichting Fonds Overijssel, de gemeenten Almelo, Enschede en Hengelo en vele Twentse bouwbedrijven en architectenbureaus.
Uitgenodigd voor deze avond was ook Herman Finkers; naast zijn verontschuldiging voor het niet aanwezig kunnen zijn zond hij een plaatje van een fantastisch kasteel met de vraag of het door de welstand goedgekeurd zou worden.

De opstelling van de publiekstribunes is zodanig dat vóór- en tegenstanders van welstand tegenover elkaar plaats nemen, degene die tijdens het debat van mening verandert kan naar de andere tribune gaan. De meerderheid van het publiek zit op de tribune vóór welstand.
De gespreksleider, de heer De Vreeze deelt mee dat zijn eerste bezoek aan Hengelo is en hij zal daarom zonder kennis van de lokale situatie of vooroordelen het debat leiden.


Inleiding Dirk Baalman

NdV geeft het woord aan de heer Baalman die als inleiding een toelichting geeft over de ontwikkeling van welstand in de laatste 100 jaar, te beginnen in 1898. De welstand werd toen door twee architectenverenigingen gevestigd aan de Jan Luykenstraat, te Amsterdam, bij het Rijksmuseum: het gemeentebestuur nam de adviezen van de schoonheidscommissie over. De uitgangspunten waren toen: privaatrecht, beperkt terrein, op voordracht.
In 1915 waren de uitgangspunten uitgebreid naar: privaatrecht, alle gemeenteterreinen, architectenverenigingen, adviserende leden, stadsschoon. De basis was enkelvoudig: een stadsarchitect en 2 leden van de gemeente moesten waken voor de handhaving van het stadsschoon. Soms waren adviezen niet 'handig' en werden leden vervangen om alsnog een voordracht goed te kunnen keuren, b.v. het gebouw Hollandsche Lloyd, dat in eerste instantie afgekeurd werd wegens een neo-classisistische stijl. Commerciële belangen wonnen.
In de jaren 20 ontwikkelde welstand zich tot genootschappen voor stedelijk en landelijk schoon, b.v Het Gelders Genootschap (1924) en Het Oversticht (1925).
Het is opvallend dat voordrachten die destijds afgekeurd waren, maar achteraf toch gebouwd konden worden, nu veelal op de monumentenlijst staan, hetgeen aangeeft dat er sprake was van wijziging van 'smaak'.
In de periode 1922 - '25 kreeg de schoonheidscommissie een nieuw reglement, met nu als uitgangspunten: publiek recht (bouwverordeningen), het stadsschoon niet scheiden, alle gemeentelijke gebouwen, samenstelling van de commissie: 3+3+3  architecten en 4 leken + 4 kunstenaars. De macht verschoof dus.
Vanaf 1933 was een nieuw reglement van kracht met als uitgangspunten: bouwverordening, alle gebouwen, subcommissies met mandaat, 6 architecten, voordracht verenigingen. Steeds weer werd discussie gevoerd over het al of niet afschaffen van de schoonheidscommissie.
De gemeente had het idee dat het een middel was om de kwaliteit te bewaken. Discussies gaan vaak over machtsposities (Amsterdamse School, jaren '30).
Van 1940 tot '45 bestond het Architecten Register (schoonheidscommissies waren afgeschaft), dat een besmet begrip bleef.
In 1961 werd de welstand vastgelegd in de woningwet, met de uitgangspunten: publiek recht op rijksniveau, vereniging buiten spel, benoeming door het college van B en W, ook civiele bouwwerken, 'onafhankelijk en deskundig'.
In 1980 vond een dereguleringsdebat plaats: Vereniging Nederlandse Gemeenten was vóór afschaffing, de Bond Nederlandse Architecten tegen.
Woningwet 3 kwam tot stand in 1990, waarbij de gemeentes zelf het beleid moesten uitvoeren. In 1980 vond weer een dereguleringsdebat plaats waarbij de VNG vóór afschaffing was en de BNA weer tegen.
Bij het tot stand komen van woningwet 4 in 2000 wijzigden de standpunten: VNG was tegen en BNA vóór afschaffing.
Nu na zo'n 100 jaar bemoeit de wetgever zich tot in de kleinste details met de bouw.


De aanjagers

NdV meldt dat Jord den Hollander die in het panel van 'aanjagers' zou deelnemen, heeft laten weten door verkeersproblemen niet aanwezig te kunnen zijn. In zijn plaats zal de heer Minkhorst deelnemen.
 
Voorstander van welstand is Ger Pasman. BWT heeft de ervaring dat de partijen die tegen welstand zijn vaak de aanvrager van het bouwadvies of zijn architect zijn. GP vertelt dat in Hardenberg over afschaffing nooit discussie is geweest en dat 'geen welstandstoezicht' niet aan de orde is. Er is een welstandnota 'Gemeente Hardenberg voor altijd mooi' als volgt ontwikkeld: voor een startbijeenkomst waren uitgenodigd een aantal betrokkenen en verder iedereen uit de gemeente Hardenberg (ca. 80 personen aanwezig). De conclusie van die avond was dat het belangrijk is rekening te houden met de schoonheid en historie van Hardenberg en omgeving; iedereen was het daar duidelijk over eens. Daarna is die basis door een groep mensen uitgewerkt: medewerkers BWT, architecten, een stedenbouwkundige, een cultuurhistoricus, en een landschapsarchitect. De gemeente is ingedeeld in gebieden waarvoor eigen criteria gelden. Gebleken is dat niemand welstand wilde afschaffen, dat het onderwerp leeft en dat de inwoners verwachten dat er regels zijn, duidelijke regels waarbinnen plaats is voor creativiteit.

NdV geeft het woord aan Hein Stooker. HS heeft positieve en negatieve ervaringen met welstand, maar is tegen om de volgende redenen:
1.    de uitgebreide regelgeving die het steeds moeilijker maakt een project van de grond te krijgen, de ingewikkelde regelgeving werkt zeer vertragend.
2.    door wisselingen in de commissie volgen vaak tegenstrijdige normen elkaar op.
3.    een commissie heeft zich zelfs bemoeit met de invulling van een gebouw, de inhoud van een project, de taak van de commissie ligt daar niet.
Binnen het bedrijf Trebbe wordt uiteraard een project besproken en soms leidt dat tot niet-realisatie.

NdV geeft het woord aan de heer Minkhorst, die een frustrerende persoonlijke ervaring met welstand toelicht. Met een video laat hij de buurt zien waarin zijn huis staat en met name het grote aantal modellen dakkapellen die daar voorkomen. Toch is de dakkapel van zijn huis afgekeurd, terwijl het model niet extreem of afwijkend is van de andere modellen. Redenen: de dakkapel zou te groot zijn en op een zogenaamd bijgebouw van de woning staan.
NdV is zelf lid van een welstandcommissie: zo'n 80% van alle aanvragen betreffen dakkapellen. De heer Minkhorst is naar zijn mening willekeurig behandeld en is op grond daarvan tegen welstand.

Voor Guus Geerdink, gedurende lange tijd lid van de welstandcommissie in Enschede, geldt een lange lijst van argumenten om vóór welstand te zijn, ook eerder genoemde, maar hij mist de factor overheid. De overheid heeft  verantwoordelijkheid ons drukke land door afspraken leefbaar te houden. De welstandcommissie is een sturingsinstrument en moet voorkomen dat het een chaos wordt.  


Discussie

Na de pauze wordt de discussie gestart tussen de twee tribunes.

NdV verdeelt de discussie in 2 delen:
1.    hoe functioneert welstand
2.    het nieuwe welstandbeleid.

Twee woorden die veel uitgesproken worden in discussies over welstand zijn: dakkapellen en België. Dakkapellen staan centraal in de kritiek op welstand; wat België betreft: voorstanders van de welstand willen 'Belgische toestanden' vermijden en tegenstanders vinden dat het best wat 'Belgischer' mag.  

Publiek voor:  
- het zou best wat vrijer mogen, maar het gemiddelde esthetische niveau zou dalen en al snel zouden conflicten over bijvoorbeeld carports ontstaan.
- een vrij beleid geeft verwarring, een instrument om te toetsen zou ontbreken.

Publiek tegen:
- de welstand is veel te zwak, wordt in een te laat stadium ingeroepen, en het voorbeeld van de dakkapellen is al een 'Belgische' situatie.
- de variatie van de dakkapellen is juist prachtig.

NvG vraagt of subjectiviteit aan de orde is.  Bestaat de indruk dat de meeste commissies bemand worden door tamelijk middelmatige architecten?  
Het gevoel leeft dat de commissie vaak bestaat uit oudere heren, zonder plezier of enthousiasme.  
Benoeming van de commissie: Is eigen werk een criterium voor de benoeming?
DB: eigen werk speelt niet altijd een belangrijke rol in de capaciteit een goede analyse te kunnen maken van te beoordelen ontwerpen.
NvG: hebben leken zitting in de commissies? En zijn andere disciplines dan architectuur vertegenwoordigd in de commissies? B.v. stedenbouwkundigen, landschapsarchitecten, kunsthistorici?
GG: er worden pogingen gedaan om ook landschapsarchitecten en kunsthistorici te betrekken bij het werk. Voor het project Roombeek is Pi de Bruijn uitgenodigd in de commissie plaats te nemen.
HS: Als dit leidt tot nog meer aspecten waarmee rekening gehouden moet worden, zal de bouw te ingewikkeld zijn en traag worden, dat is mijn bezwaar tegen de huidige commissie. Het is begrijpelijk dat een beetje toezicht op de kwaliteit en esthetiek van bouwen  wenselijk is, maar het is belangrijk dat het een samenhangend duidelijk beleid is.

NdV: zou het interessant zijn als experiment een gebied zonder welstand te laten?
B.v. voor een periode van 5 jaar?
Het zou een welkom project zijn, de bouwer kiest dan zelf voor dat experimentele gebied, Over het algemeen bouwt men voorzichtig, financiën spelen een rol, evenals persoonlijke meningen over mooi en lelijk, goed en slecht, maar uitwassen komen niet veel voor.
Een uitzondering zouden moeten zijn bepaalde bebouwde zones die een heel eigen karakter hebben, daar is de welstand te handhaven.

GP: De controle door een commissie werkt als volgt: de commissie volstaat met advies. Personeel in de buitendienst kijkt of de adviezen opgevolgd worden en zorgt  voor argumenten bij een eventuele rechtszaak.

GG: De commissie beschouwt zich als onafhankelijk en stelt dat deze meedenkt en meestuurt bij het bouwproces. Als voorbeeld voor een goede inrichting zijn Vossenbelt in Hengelo en Ruwenbosch in Enschede: de gevel, daklijn en kleur staan vast, verder is men vrij aanpassingen naar wens aan te brengen.
Westermaat Hengelo komt ter sprake: er is niet veel eenheid in de gebouwen te vinden, de commissie kon dus niet verhelpen dat er afwijkende gebouwen verrezen. Terwijl er aanvankelijk een strakke visie was. Van der Valk wordt beschouwd als een zakelijk belang.
Voor privé bebouwing geldt: geef zoveel mogelijk vrijheid en ruimte, kom tot overeenstemming met je buurman. Voor openbare ruimtes: welstand en politiek debat moeten de kwaliteit verhogen, waarbij veel normen ingepast moeten worden. De commissies moeten elkaar stimuleren met goede voorbeelden en ervaring van de laatste 100 jaar gebruiken.

NdV: de conclusie van het eerste deel van de discussie is dat welstand een belangrijke rol speelt.

In het tweede deel komt de wet Remkes aan de orde, de vraag is welke gevolgen doorwerken naar de gemeentes en mag de gemeente zelf beslissen of er een welstandcommissie zal zijn of niet, of b.v. een stadsarchitect?

Publiek voor meent dat een stadsarchitect goed zou zijn, indien het een architect betreft die feeling met dat bepaalde gebied heeft, anderen menen dat het zou kunnen uitlopen tot een stads'dictator'.
De zorg leeft de zorg dat uitvoering van wet Remkes zou kunnen leiden tot té gedetailleerde en dus benauwende regelgeving en ook tot het langs elkaar heen werken van de vele controle-instanties. Alles op kleine schaal leidt tot vernauwing en conservatisme,
Het plan Remkes stelt ook voor commissieleden voor 3 jaar aan te stellen. Dit is te kort voor het kunnen benutten van ervaring. Nu wordt een lid aangesteld voor 4 jaar, hij stapt dan een jaar uit de commissie en kan eventueel weer aangesteld worden.
Per gebied bepaalde normen hanteren is praktisch, een voorbeeld van goede sturing is het ontwerp van Kienhuis Hoving op het Business en Sciencepark in Enschede, men wilde een terracotta kleur voor het gebouw. Welstand keurde dit af omdat de uitstraling van een high-tech park moderner moet, wit b.v. Nu is Kienhuis Hoving zeer tevreden met het witte gebouw.

NdV stelt tenslotte een aantal vragen waarop het publiek uitsluitend met ja of nee kan antwoorden:
1.    Heeft u vanavond iets nieuws gehoord? Ca. 10%, maar de grote hoeveelheid reacties maken duidelijk dat veel aspecten aan welstand kleven.
2.    Is het wenselijk dat de gemeente een plan toetst op technische en esthetische kwaliteiten of kan de burger dit zelf?
3.    Moet de beoordeling van alle gebieden binnen een gemeente dezelfde normen hanteren of moeten deze normen variëren per stadsdeel overeenkomstig karakteristieken binnen die wijken?
4.    Moet de welstand alleen een plan goed- of afkeuren of ook aanpassingen voorstellen?

De reacties zijn uiteenlopend, met inbegrip van kritiek op de vraagstelling die te algemeen zou zijn, dat het ontbreken van het voorstellen van aanpassingen (dus het sturen) op een voorstel door enkelen als een tekortkoming wordt ervaren en ook wordt het beoordelen volgens strakke normen als benauwend ervaren. De vragen geven weer dat er zeer uiteenlopende meningen zijn, met daarbinnen een groot raakvlak van gelijkluidende opvattingen.

NdV sluit de discussie af met een woord van dank aan alle aanwezigen en met de wens dat de bijeenkomst duidelijk heeft gemaakt welke facetten het werk en functioneren van de welstandcommissie met zich mee brengt.