Datum: zaterdag 1 november 2003, 14:00 uur
Plaats: Indiëcomplex (Nicolon), Sluiskade NZ 14, Almelo

Inleiding:
Dirk Baalman, adjunct-directeur van Het Oversticht – Textieljuweel onder de loep
Jan Nieuwenhuizen, projectleider Hart van Zuid Hengelo – Oude gebouwen, nieuwe kansen

Rondleiding
Plannen:       
Madeleine Maaskant en Victor van Velzen – Nieuw leven voor het Indiecomplex
Joep Mollink – De pinkstergemeente in het Indiecomplex
Bert Hallink, directeur van Ter Steege Vastgoed – Met het oog op morgen
Evaluatie:   
Huub Isendoorn, wethouder gemeente Almelo

Aantal aanwezigen: ca. 180.


Opening

Peter van Roosmalen opent om iets na 14:00 uur de bijeenkomst. Hij heet namens het bestuur en de programmacommissie van het architectuurcentrum allen van harte welkom. Het is de eerste keer dat een bijeenkomst van het architectuurcentrum ’s middags wordt gehouden.
Hij noemt de titel van de lezing en stelt de sprekers voor. Dhr. Evert Jan Crouwel is docent en voorzitter van de monumentencommissie van de gemeente Hengelo. Op deze bijeenkomst is hij de programmaleider. Afsluitend noemt Peter van Roosmalen de sponsoren. Speciale dank gaat uit naar Koninklijke Ten Cate en Ter Steege.


Dhr. Crouwel

In de geschiedenisboekjes begint de industrialisatie met de scheepsbouw in het westen en de textielindustrie in Brabant en Twente. De bakermat van de Twentse textielindustrie zijn Almelo en Nijverdal. Nu is er fysiek weinig over van deze ooit zo bloeiende textielindustrie. In Enschede een paar panden, in Nijverdal staat nog een gaaf exemplaar, de fabriek van Spanjaard in Borne is met de grond gelijk gemaakt en in Hengelo staat nog wel industrieel erfgoed, maar dit is m.n. uit de metaalindustrie; ook daar zijn de laatste sheddaken geslecht. Het Indiecomplex in Almelo is een gesloten complex dat stukje bij beetje is uitgebreid; het is een parel nabij het centrum van de stad.


Dhr. Baalman & Het Oversticht

Het Oversticht is een vereniging die werkt in opdracht van gemeenten in de provincie. Voor het Indiëcomplex heeft Het Oversticht een snelle waardebepaling uitgevoerd ten tijde van de eigendomswisseling. Het diende om eens te denken over de toekomst van het complex. Het gebied bevat zeker elementen van waarde.
De lay-out; De indeling en ontsluiting van het gebied door middel van poorten en toegangen is kenmerkend. Het gebied kent een aantal natuurlijke afscheidingen en wordt eveneens gekenmerkt door een helder stelsel van wegen. Hij trekt de vergelijking met het Romeinse kruis. De vakken tussen deze wegen zijn volgebouwd.
Deze bebouwing kent m.n. sheddaken en een traditionele architectuur, eerst in baksteen, later in beton. Delen van het terrein zijn bewust niet bebouwd en kennen een (bewuste) parkachtige aanleg.

Dhr. Baalman zoomt in naar de structuur en inrichting van het Indiëcomplex. De industriestraat is hier nog terug te vinden: straten van klinkers, in het midden stelconplaten waaronder de leidingen/kabels worden geplaatst, omsloten door dichte muren zonder gaten. Dhr. Baalman benadrukt dat het gebied zijn karakteristieken ontleend aan het geheel, het totale beeld, het gaat om meer dan de historie of de individuele gebouwen.

De sheddaken verspreiden gelijkmatig licht over een groot oppervlakte en zijn bewust met de ramen op het noorden gericht – alleen dan heb je altijd hetzelfde licht. Bij hergebruik kan de zuidzijde vol gelegd worden met zonnepanelen. In de fabriekshallen zie je ook dat door noodzaak weinig kolommen zijn geplaatst. In de constructie wordt dit mogelijk gemaakt door spanten in de dakconstructie. Om het gebouw stabiel te maken, is er geschoord in het dakvlak en/of door een vakwerk in de shed. Deze elementen vind je steeds terug. De gevel is enkel een regenjas.

Dhr. Baalman zoomt verder in op het individuele gebouw. De shed is bedekt met pannen en later met dakleer. Vanwege de luchtvochtigheid en om het klimaat te beheersen zijn installaties aan de gebouwen toegevoegd. Dhr. Baalman noemt dit parasitaire bouwsels. Hij toont vervolgens dia’s met details van het metselwerk; alleen waar nodig werd dik gemetseld, op andere plaatsen kwam het spaarveld. In de gebouwen zijn de verbouwingen te zien, het ritme van de pendanten is bijvoorbeeld verschoven bij het vervangen van het dak. De kolommen zijn vaak van gietijzer en zijn geprefabriceerd. Prefab kolommen zijn te herkennen aan de geklonken nagels. Als er in het werk is gemonteerd dan zijn ze verbonden met bouten.

In volgende bouwfasen komen sheddaken van gewapend in het werk gestort beton. Dit was enkel mogelijk in de periode dat arbeid betaalbaar was (net na de oorlog – 1950/1963) om de schalen te timmeren. In Hengelo staan de mooiste sheddaken. In de fabriek waar baddoeken werden gemaakt – Stork Seahorse. Deze is echter gekocht door een projectontwikkelaar (BAM).

Begin jaren ’60 waren er geen sheddaken meer. Dhr. Baalman toont foto’s van een dubbel gebouwde ronde hal (ook weer met parisitaire aanbouw). Het laatste deel is gebouwd in de jaren ’70. Toen ontdekte men dat er helemaal geen ramen nodig zijn; de lampen kunnen gewoon aan. Deze hal is zeer vernuftigd gebouwd. De airconditioning is geintegreerd in de constructie. Het luchtkanaal zit in de hoofdligger; de kinderbinden komen uit de infrastructurele bouw (vgl. viaducten). De gebogen gevel van het gebouw is fake, deze wordt niet ingegeven door de constructie. Op het Indiëcomplex is nauwelijks onder architectuur gebouwd (enkel een deur met kolommen en architraaf). Utiliteitsbouw is echter mooi van zichzelf.

Dhr. Crouwel kondigt de volgende spreker aan. Een voorbeeld van een herontwikkeling van industrieel erfgoed is het Hart van Zuid. Er zijn een aantal parallelen: het is ook een industriegebied, het kent een lange looptijd (10 tot 15 jaar), er zijn verschillende partijen, etc.


Dhr. Nieuwenhuizen - projectleider Hart van Zuid

Dhr. Nieuwenhuizen is vanuit Van Wijnen nv. gedetacheerd op het Hart van Zuid en bemiddelt daar ook tussen de gemeente en Heymans IBC. In deze PPS worden kennis en kunde samengevoegd.
De opgaaf van het Hart van Zuid is een centraal station Twente, het creëren van economische potentie, een binnenstedelijke herontwikkeling. In het Hart van Zuid staan enkele grote hallen, het complex ligt ingesloten tussen het spoor en het Twentekanaal. Het is ongeveer 50 hectare. Het gebied is nu eigenlijk afgesloten met een hekwerk.

Het Centraal station Twente moet het vervoersknooppunt worden; met de Berlijnlijn en de Agglolijn. Daarnaast dient regionale afstemming plaats te vinden. In de Gieterij komt een nieuw ROC. De school dient een impuls te zijn voor het gebied; een school in de maatschappij.
Een gebiedsontwikkeling is intensief, vergt veel van het procesmanagement, brengt hoge kosten met zich mee, heeft een lange looptijd, is multidisciplinair mede door geluids- en veiligheidswetgeving. Een gebiedsontwikkeling vergt bestuurlijke betrokkenheid, er ontstaan voortdurend nieuwe situaties, er moet gestreefd worden naar kwaliteit in ontwikkeling en in beheer. Omdat het een langdurige ontwikkeling betreft, is commitment doorslaggevend. Om draagvlak te krijgen is kwaliteit en uitstraling van belang. Het masterplan is meer dan een beleidsdocument – het vertegenwoordigt de visie en ambitie van het project.
Het Hart van Zuid krijgt een stedelijke identiteit in tegenstelling tot tweekappers; meervoudig grondgebruik is een vereiste. Een stad functioneert door functiemenging en diversiteit.

In het Hart van Zuid gaat het om hergebruik van elementen. De ambitie moet niet liggen op de situatie van vandaag. Het programma is verdeeld in verschillende sectoren: het community college, de bestaande industrie, een sector waar kantoren de drager zijn, een sector waar wonen de drager is, een sector waar cultuur een drager is. En een laatste sector tegen het Twentekanaal, waar het lastig was een functie weg te zetten in verband met de veiligheid. Akzo produceert daar chloor; dit verhuist echter naar Delfzijl, waardoor er mogelijkheden in het gebied ontstaan voor ontwikkeling – deze kansen moet je dan ook pakken.
Het masterplan moet worden uitgewerkt en worden overgebracht. Een van de belangrijke doelstellingen daarin is de ontsluiting van het Hart van Zuid en het opheffen van de barrière die het vormt tussen de wijken Berflo Es en het Lansink.
De uitwerking van het gebied kent een toenemende verstedelijking naar het centrum. Het ROC kent een uitwerking waarbij de gieterij behouden blijft, daarbij komen voorzieningen die verband houden met het ROC, maar ook kantoren en woningen.
Het Hart van Zuid kent nogal wat monumenten en industrieel erfgoed. Ankerpunten en aanbevelingen rondom het industriele erfgoed zijn verkend door inventarisatie, prioriteitstelling en waardering en vastgelegd in een convenant (wat blijft behouden?).

Dhr. Nieuwenhuizen sluit zijn presentatie af met:
“De echo van een rijk industrieel verleden, zal doorklinken in de toekomst.”

Rondleiding

Dhr. Crouwel heropent om 16:00 uur de bijeenkomst. Na de rondleiding worden nog drie korte presentaties gehouden, waarna de wethouder afsluit. De presentaties geven drie voorbeelden van mogelijke herbestemming. 


Victor van Velzen & Madeleine Maaskant, winnend ontwerp architectuurprijs Europan 1996

In 1996 hebben zij meegedingd naar een prijsvraag voor woningbouw. Ze hadden daarbij de keus uit een aantal locaties, waaronder het Indiëcomplex in Almelo. Zij hebben Almelo gekozen omdat het Indiëcomplex een eenheid is en vrijwel onaangetast. Een van de vragen van de prijsvraag was hoe vormt het Indiëcomplex een schakel/scharnierpunt tussen de stad en de groene long? Het ontwerp is gemaakt met een aantal uitgangspunten: de relatie met de stad, de betekenis in de route (hoe beweeg je er langs?) en de landschappelijke kwaliteiten.

De complexen van het Indiëcomplex vormen een sterk beeld – een vanzelfsprekendheid – de sheddaken vormen bijzondere ruimtes voor woningbouw – zo ontstond het idee voor een woonwerkopgaaf.
In de uitwerking zijn de fabriekshallen opgeschoond om de contouren helder te maken en de lijnen te benadrukken. Er zijn dan twee kwadranten met fabriekshallen. Daaraan zijn elementen, een wat hoger woongebouw, toegevoegd om de hoogte van de fabriekshallen te ervaren. Er ontstaat met deze uitwerking van het gebied een nieuwe route van de stad naar de groene long. Er is ruimte voor een sportstrook en het gebied markeert het einde van de stad en de overgang naar de natuur.
De hallen zijn geschikt gemaakt voor woningbouw door een aantal patio’s uit te breken. Deze uitsparingen zijn bij De Haak (het hoge woongebouw) in het groen gelegd. De vorm van deze blokjes verwijzen naar andere Twentse gebouwen als de boerderijen bijvoorbeeld. De transformaties die zijn toegepast op de hallen zijn dus 1. het opschonen van de randen, 2. het creëren van de patio’s, 3. het verbinden, 4. het gebied vanuit de periferie ontsluiten, 5. tuinen – hiervoor zijn bepaalde zone’s verwijderd, 6. er zijn elementen toegevoegd – zoals keukens.
Het hoge woongebouw kent 7 à 8 lagen en is naar de groene long toe geopend door middel van pilaren om daarmee de natuur het gebied in te trekken. De Haak loopt op in hoogte en sluit zo ook aan op de fabrieken. In het gebouw met de twee half gebogen daken zijn culturele voorzieningen gepland, het gebouw is door de herbestemming gelegen aan een plein tussen de oude fabriek (die in functie blijft), de nieuwe woonwerkfabriekjes en het woongebouw.
Dhr. Van Velzen zoomt in op het interieur van de woningen in de fabriekshallen. Door middel van insteekvloeren kan een etage worden gemaakt.

Afsluitend toont Madeleine Maaskant nog een aantal vervolgopdrachten die ze hebben uitgevoerd.
1.    een caférestaurant in Amsterdam, voorheen een pompgebouw. In 1998 is het verbouwd. De zwarte tegels in de vloer tonen waar de apparaten hebben gestaan. De armaturen – de verlichtingen – zijn lampen uit de lichtmasten van stadion De Meer (dat toen werd gesloopt). Een grote ingreep op de ruimte was de keuken, deze is geplaatst als meubel in de ruimte.
2.    Nabij Haarlem (in Overveen) is eveneens een pompgebouw herbestemd. De nieuwe functie is een bezoekerscentrum. De achteringang is omgevormd tot entree, van daaruit kun je bij binnenkomst de indeling van het gebouw overzien. Het is een entree die aansluit bij de logica van het gebouw.


Joep Mollink, afstudeerproject - De Pinkstergemeente in het Indiecomplex

In zijn afstudeerproject aan de academie voor bouwkunst in Amsterdam heeft Joep Mollink een kerkgebouw gepositioneerd op het Indiëcomplex.

Voor de ontwerpen te tonen, vertelt Dhr. Mollink iets over de geschiedenis van de kerk. Heel vroeger was het geloof een ondergrondse beweging en waren de kerken te vinden in grotten. In de jaren 50-60 zijn de kerken uitgevoerd in betontechnieken.
Dhr. Mollink toont met een voorbeeld van een kerk van Le Corbusier het belang van licht in de kerk. En illustreert hiermee de symboolwerking van het licht in de kerk. Ook toont hij een voorbeeld van de combinatie van industrialisatie en het kerkwezen met een kerk in Mechelen.
De dominantie van de kerk is geëvalueerd, de kerken zijn niet altijd meer geaccepteerd – het lijkt weer terug te zijn bij het ondergrondse. In Elsevier werd de vergelijking getrokken tussen de partycultuur en het kerkwezen – er zijn kerken die met een juiste bedrijfsvoering veel mensen weten te bewegen.

In de regio Almelo is behoefte aan een locatie voor de Pinkstergemeente. Deze kerk heeft een regionaal bereik en trekt zo’n 1200 bezoekers, waarin nog een groei wordt verwacht. Van belang is dat de kerk dus ook een regionale ontsluiting heeft.
Dhr. Mollink trekt de vergelijk met Singapore waar monumentale bouwen worden omsingeld door wolkenkrabbers. In Almelo is Ten Cate het historische deel – het gaf Almelo bekendheid. Het is dus meer dan een troosteloos fabriekscomplex. Het is een voorbeeld van schoonheid, met karakters als de scheddaken, fabrieksstraten, de hallen, de boerderijen en het groen.

Er zijn delen die vanwege hun bijzondere waarde behouden moet blijven. Dhr. Mollink geeft deze gemarkeerd weer. En delen waarvan enkel de constructie behouden moet blijven. Daarnaast is het groen een bijzondere waarde. Door het slopen van de verstorende gebouwen en om mogelijkheden te creeren, verdwijnt echter de karakteristieke fabriekstraat. Dat is in het ontwerp opgelost door de te handhaven bebouwing te verschuiven en zo opnieuw een fabrieksstraat te creëren. Daarmee ontstaat direct een plein in het gebied. De kerk wordt het centrale gebouw op dat plein.
Om een dergelijk project rendabel te maken, zijn er partijen die moeten betalen. Er worden woningen gerealiseerd, bedrijven, bioscoop en een grandcafé, een kartcentrum, een discotheek en een overdekte markt. Door deze diversiteit wordt het niet alleen rendabel, maar is het ook sociaal verantwoord.

Het sociale karakter van de kerk ligt verborgen. In het kerkgebouw is het omvangen door een soort cocon voor het sacrale. Daar omheen worden de overige functies vormgegeven. Deze functies laten via een soort glas in lood ramen licht door op de cocon. De vorm van het gebouw geeft blijk van vrijheid van vorm, van geloof en van mening. Terwijl het daadwerkelijke sacrale weer terugkeert naar het ondergrondse. Het totale gebouw is een soort community college.


Bert Hallink, projectontwikkelaar en eigenaar van het Indiecomplex

Ter Steege vertegenwoordigt diverse disciplines, er werken ongeveer 800 mensen.

Dhr. Hallink geeft eerst een reactie op de vorige sprekers. Dhr Baalman geeft aan dat het industrieel erfgoed een fundament is voor een nieuwe ontwikkeling, daar sluit dhr. Hallink zich bij aan. Het Hart van Zuid is een inspirend plan waarin gebouwen worden gehandhaafd, mits er een functie voor gevonden kan worden. In het plan van Van Velzen en Maaskant is een duidelijke en goede inpassing gegeven van het wonen onder de sheddaken. En de Pinkstergemeente van Dhr. Mollink is van harte welkom, maar gezien de auto’s en het geluid aan de rand van het gebied, zal dit niet de beste oplossing zijn.

Ter Steege heeft in 2001 het Indiëcomplex aangekocht, tweederde is verhuurd aan bedrijven. Dus van leegstand is geen sprake. Voor de inspraak is er een website opgezet: www.almelo-indie.nl.
In een projectorganisatie met de gemeente is inmiddels een beeld gevormd van de milieucontouren, de externe veiligheid, de kansen van het industrieel erfgoed en wordt nagedacht over functies naast wonen en werken.
De gemeente heeft echter ook gevraagd om te wachten met een verdere invulling van het gebied tot bekend is hoe het Masterplan voor de totale gemeente uitpakt. Ter Steege heeft besloten af te wachten. Als de contouren van het Masterplan bekend zijn, start Ter Steege met het opstellen van een stedenbouwkundig ontwerp, waarop inspraak mogelijk is, het plan wordt verbeterd en de procedure voor de vergunning gestart.

In het herbestemmen en ontwikkelen zijn verschillende trends zichtbaar zoals meervoudig ruimtegebruik, nieuwe functies in oude gebouwen en een drang van bewoners naar een eigen en individuele sfeer. Voorbeelden zijn sheds in Groningen die zijn uitgegraven, de doos in een doos constructie die bijvoorbeeld in het Rurhgebied is toegepast, de brugconstructie (als voorbeeld van het nieuwe stadhuis van Almelo).
Almelo wordt de woonplek van de netwerkstad. Ontwikkelingen als het Indiëcomplex moeten daarin wel concurreren met bijvoorbeeld het Hart van Zuid. Bij de ontwikkeling van het Indiëcomplex dient rekening gehouden te worden met dat het het laagste punt van de stad is, er zal dus waterberging gevonden moeten worden, maar het is ook een deel van het centrum.
Het Indiëcomplex moet dus worden hergebruikt, Ter Steege streeft er na om een nieuwe attractie op nationaal niveau te creeren. Er is daarbij ruimte voor particulier opdrachtgeverschap en delen van het terrein zullen worden aanbesteed door een prijsvraag. Het gebied krijgt door het risicoprofiel ook een groot deel werken. Daarbij dient de aandacht te liggen op het behouden van bedrijven in plaats van het aantrekken ervan.
Ter vergelijking noemt dhr. Hallink een aantal vergelijkbare projecten: Ceramique in Maastricht, Suytkade in Helmond (en specifiek de inpassing van water), Hamburgerbroek in Doetinchem.


Wethouder Huub Isendoorn

De functies die in het Masterplan worden toegekend aan het gebied zullen een belangrijke rol spelen. Het is een bijzonder Masterplan omdat het geen focus legt op één gebied. In de eerste ontwikkelingsvisie wordt de binnenstad uitgewerkt. Bij functies moet gedacht worden aan wonen en werken en publiek en privaat (de kerk is ook privaat).

Iedereen praat altijd over hergebruik, maar vaak wordt daarbij gekozen voor publieke functies als een theater of een museum. De overheid kan het dan maar even doen. De functies maken echter wel het gebied. Maar hoe koppel je dat aan het private gebruik.
In Almelo denkt een cultuurhistorische evenementenclub ook mee over nieuwe functies voor de stad – zoals een watermuseum, daarmee zouden koppelingen gemaakt kunnen worden.
Dhr. Isendoorn wil bij voorbaat niks uitsluiten, maar er kan niet geleund worden op financiële middelen uit de sector.

Hij benadrukt dat het Indiëcomplex wel eenvoudiger is in structuur en samenhang dan bijvoorbeeld het Hart van Zuid. Hij prijst Ter Steege dat ze redeneren vanuit de historie van het gebied. Met het zoeken van de juiste referenties, kan gekeken worden wat er voor toekomst is voor het Indiëcomplex.
Een tweede leven is echter ook eindig. Tot slot vraagt dhr. Isendoorn zich dan ook af of met een herbestemming en dus behoud een oneindig bestaan van het Indiëcomplex wel is gegarandeerd. Hij noemt de overweging het gebied voor te dragen voor de status van een rijksmonument.
Dhr. Isendoorn sluit af dat hij de opkomst op deze middag hoopgevend vindt voor het belang dat er is voor een kansrijke ontwikkeling van het Indiëcomplex.

Dhr. Crouwel sluit de bijeenkomst even voor 17:00 uur.