Samenvattende tekst uitgesproken bij de opening van de tentoonstelling ‘Geslaagd ontwerp 2000’in de Kunstvereniging te Diepenheim op 14 oktober 2000.

Een tentoonstelling als deze heeft als bijzonderheid dat het werk van verschillende academies uit de regio bijeenbrengt. Er wordt afstudeerwerk getoond van de afdelingen architectonische vormgeving/interieurarchitectuur/3Ddesign van de academies van Arnhem, Enschede en Kampen. Tot voor enige tijd bestond er geen andere relatie tussen deze opleidingen, dan het feit dat zij in dezelfde regio gehuisvest waren. Sinds kort is duidelijk dat de verschillende instituten, waarvan deze opleidingen deel uitmaken, tot één kunstopleidingcluster zullen gaan fuseren, onder de naam Art.EZ. Voor de verschillende opleidingen betekent dat, dat zij gebaat zijn bij een duidelijk onderscheidend profiel onderling. Deze tentoonstelling laat iets zien van de verschillende benaderingen op de diverse opleidingen.


De kernvraag bij de ontwerpdisciplines en daarmee ook bij de opleidingen, is: waarom zou je ontwerpen?
Het uitgangspunt daarbij is de opgave. Daarbij kan de vraag gesteld worden: wat is de opgave van de ontwerper? Ik onderscheid daarbij drie aspecten:


• De persoonlijke opgave. Daarbij gaat het om de ontplooiing van het eigen talent. Centraal staan de persoonlijke mogelijkheden van de ontwerper. 


• De maatschappelijke opgave. Daarbij kan gedacht worden aan de kwaliteit van de leefomgeving, de gedachte met ontwerpen mensen een plezier te doen, het vormgeven van situaties waaraan concrete problemen ten grondslag liggen.


• De eigen opgave van het ontwerp. Daarbij gaat het erom achter de essentie van het ontwerp te komen en dat in vorm om te kunnen zetten of dé perfecte vorm voor iets zien te vinden.


Soms bekruipt je de gedachte dat ontwerpen zinloos is. Alles is immers al bedacht en vormgegeven. Het lijkt vaak slechts op een cosmetische bezigheid. Het nadrukkelijk aandacht schenken aan de opgave helpt volgens mij de discipline van het ontwerpen vooruit. Dan is ontwerpen geen uitvinden of cosmetica. De opgave is het perspectief van waaruit de opdracht geïnterpreteerd kan worden. Dit alles vraagt om vakmanschap in de brede zin van het woord, om het beheersen van het métier en om het daarin kunnen aansturen. De ontwerper dient daarbij boven de materie te staan. 
Tegelijkertijd is het een groeiproces, dat je leven lang doorgaat. Deze boodschap is ooit door Kho Liang Ie, de man die de Nederlandse interieurarchitectuur op de kaart heeft gezet, in een persoonlijk gesprek als volgt verwoord: "Als je het kan, kan je het niet meer". Ikzelf gebruik altijd het beeld van de wijkende horizon, je komt waar je zijn moet, maar je bent nog even ver van je doel!

De op de tentoonstelling getoonde ontwerpen, architectuur, interieurs, meubels, gebruiksvoorwerpen, etc., laten zien dat bij de afgestudeerden van de verschillende academies dit groeiproces op gang gekomen is. De ontwerpen maken duidelijk dat verschillende ontwerpers de interactie tussen de persoonlijke opgave, de maatschappelijke opgave en de eigen opgave van het ontwerp verschillend interpreteren. Hierdoor liggen de accenten per ontwerp steeds anders. Dit maakt de diversiteit van de tentoonstelling juist zo boeiend. 
Het gaat daarbij om de authenticiteit van de ontwerper, laat zien wie je bent! Daarbij is niet de spiegeling aan een ander, een stroming, een hype, Starck of Koolhaas belangrijk. De vraag blijft wat je als ontwerper zelf te melden hebt, of zoals Martin Buber in zijn "Chassidische vertellingen" Rabbi Sussja aan het woord laat: "In de komende wereld zal men mij niet vragen: waarom ben je Mozes niet geweest? Ze zullen mij vragen: waarom ben je Sussja niet geweest?"

Wim S. Ros, coördinator studierichting interieurarchitectuur, CHK "Constantijn Huygens", faculteit beeldende kunst en vormgeving.