Deel 3: bedrijvigheid in het buitengebied




Inleiding: Maurice Nio, architect VHP, Rotterdam


Presentatie: Harry Abels


Locatie: kantine West, Hogeschool Enschede         

Bezoekers: 50  bezoekers


Introductie

Harry Abels (Architectuurcentrum Twente) 
Op de vorige bijeenkomst in het kader van Het gezicht van Twente heeft o.a. Arnold Enklaar ons aan het denken gezet over “ons grootste goed”, de visuele kwaliteit van het landschap. Het Rotterdams architectuurcentrum (AIR) is ons met het in discussie brengen van de relatie stad versus landschap voorgegaan met De toekomst van de Hoekse Waard. 
De afvalverbrandingsinstallatie op de grens van Enschede en Hengelo is ontstaan in een landschappelijk gelegen industrieterrein. De impact van het complex op het landschap is nu het onderwerp.


Inleiding

Maurice Nio (architect, Rotterdam):  het ontwerpproces
Bij het onderscheid tussen natuur- en cultuurlandschap kan een verdere onderverdeling gemaakt worden naar het civiele landschap: industriegebied. In de meeste industriegebieden worden de architectonische middelen niet optimaal benut en staan er veel grote loodsen met kleine kantoortjes in het landschap. Dit is een negatief civiel landschap, waarin de inspiratie die uit een landschap moet voortkomen, niet is gevonden. Intelligente architectuur benut de omgeving.
Naast fysiek landschap kunnen we het ook hebben over het complexe systeem dat een industriële opgave genereert. Het gaat dan niet om een gebouw maar om een stukje stad in een landschap.
De opdracht is verkregen na een meervoudige selectie. Na de keuze moest binnen 10 dagen een ontwerp gereed zijn. 
Uit vijf varianten, waarbij steeds aan een technisch blokkenmodel een landschapsdraai is gegeven, werd een werkbaar uitgangspunt gedestilleerd. De installaties waren toen nog niet in detail bekend, dus moest het ontwerp zeer goed aanpasbaar zijn. Een ontwerp moet niet geminimaliseerd worden. Daardoor is het in essentie niet veranderd. Dit bewijst dat concept belangrijker is dan vorm. Vorm verstevigt, en dat is de kunst van de architectuur
Het programma van eisen van afvalverbranding vraagt om een geavanceerde installatie. Het gebouw is het filter tussen het civieltechnische landschap en deze eisen; het moet zich plooien tussen het programma en het landschap. Daarbij is het streven om gebouwen te ontwerpen die soeverein blijven.
Ontwerpthema’s zijn illuminatie (staat voor zacht) en kristallijn (helderheid). Het ontwerp lijkt op een dier dat vuilnis eet en alles weer commercieel bruikbaar maakt. Elk onderdeel is op de een of ander manier door de architect beïnvloed. 
Een ontwerp is een cultureel en sociaal statement. Het gaat bijvoorbeeld ook het klimaat waarin medewerkers functioneren. In dit geval een dynamische organisatie waar iedereen even onmisbaar is. Opdrachtgever en architect putten inspiratie uit het inleven in de toekomstige werking van het complex. Het ontwerp werd een spiegel van een groep mensen en een industriëël proces.
Het is hier ook belangrijk om goed te detailleren. De architect moet dat beheersen en overbrengen naar de aannemer. 
Aan het project werkten 20 ingenieurs van velerlei disciplines mee, onder coördinatie van een externe projectleider. De architect was in deze organisatie een esthetisch politieagent. De groep wisselde ook vaak. Daarom is het simpele concept enorm belangrijk gebleken.


Discussie

Vragen en discussie o.l.v. Harry Abels (samenvatting) 

Over het ontwerp:
De reële ruimte is beperkt door de aanwezigheid van zoutputten, maar visueel is er wel veel ruimte. Het is jammer dat de industriegebouwen in de omgeving niet in dezelfde geest meespelen, daar is nauwelijks van een ontwerpproces sprake. 
Een uitgesproken vorm moet reden hebben, ergens over gaan; dat is hier zeker het geval. Vergelijking met de vuilstort in Zenderen van Cas Oosterhuis leidt tot overeenkomsten, vooral door de vormentaal en de dialoog met het landschap..
De golvende lijnen in combinatie met de niet haakse hoekige vormen noemt Nio de illuminatie. Er is verwantschap met Scharoun, maar dit is strakker. Kleur en “tefal” gladheid zijn bepalend voor de buitenhuid. 
“Bigness is quality in itself” is geen juist adagio, maar het geeft wel de mogelijkheid om speciale materiaaleigenschappen en bouwmethoden voor het project te ontwikkelen.

Over het proces:
De vorm kon gevonden worden door nauwe samenwerking in het (verder uitsluitend technische) team, de architect mocht meepraten over de installaties, en, hoewel als “kunstenaar” werd gezien, kon hij veel in de vormgeving bereiken: 80% is bepaald door de installaties, 20% door architectonische noodzaak.
Het ontwerp- en bouwproces duurde vijf jaar, waarin natuurlijk niet continu aan dit project werd gewerkt, saaie en hectische perioden wisselen elkaar af, er is veel ’s avonds gewerkt, maar er zijn nooit slapeloze nachten geweest.
Anders dan Oorthuis vindt Nio de computer geen typisch ontwerpinstrument, het is een ondergeschikt hulpmiddel. De vorm ontstaat in de menselijke hersens.

Algemeen:
De geprojecteerde levensduur voor dit gebouw is twintig jaar. Een korte cyclus voor industriegebouwen is niet alleen noodzaak, maar ook goed voor de architectuur.
Architectuur kan een beeld opleveren, een dubbelzinnig beeld is beter, spannender. Er wordt al genoeg gerationaliseerd.