Inleiders:    


- Greet Bierema, tuin- en landschapsarchitect


- Henk Methorst, architect Hengelo



Presentatie: Harry Abels

Locatie: restaurant De Stiftschuur, het Stift, Weerselo         

Bezoekers: 150  bezoekers

Introductie

diapresentatie Het Twentse Landschap van Ger Dekkers (fotograaf, Hengelo)


De inleiders

Greet Bierema (tuin- en landschapsarchitect)
Liet Ger Dekkers dia’s zien over het landschap, deze inleiding gaat over een detail van het platteland: het boerenerf. Architectonisch niet onbelangrijk, het is de overgang van het gebouw naar het landschap.
Anders dan burgers werken man en vrouw, boer en boerin op dezelfde locatie: het erf. Maar een ongeschreven wet, gebaseerd op een vaststaand organisatiepatroon, stelt dat de vrouw vóór, en de boer achter de baas is. 
Achter (vanuit de niendeur, of de benedendeur) voert de boer het bedrijf uit. Vóór telt het huishouden: de moestuin voor eigen productie, de siertuin voor het oog.
Ook in de architectuur is dat verschil overal herkenbaar, hoewel in Twente minder duidelijk omdat daar woning en bedrijf onder één lang dak zijn ondergebracht. Maar vroeger was het achterdeel gedekt met stro, vóór pannen. Raam- en deurdetaillering en afwerking vertonen dezelfde verschillen in welstand.
Achter wordt met efficiency het geld verdiend, als er iets overblijft wordt dat vóór aan luxe uitgegeven. Achter is onkruid geen probleem, vóór wel.
Bijgebouwen zijn van een lagere orde, waarbij kippenhokken het laagst in rang zijn, daarna komen de varkens-, en dan de koeienstallen.
Bescherming van de moestuin tegen konijnen en kippen gebeurt door hagen van ondoordringbaar materiaal: buxus, sleedoorn of meidoorn. Het knippen was de taak van de vrouw.
Fruitbomen staan vaak op de grens man/vrouw, in verscheidenheid, zoals winterappels en zomerappels. Een boomgaard levert fruit voor de verkoop, en is productie, dus is taak van de man.
Eiken leveren bouwhout voor het gebinte, maar het blad is ongunstig voor de moestuin, ze staan in een apart bosje, dicht bij elkaar om rechte stammen te krijgen. Populieren werden vroeger gepoot bij de geboorte van een kind, dat bij het trouwen het hout kreeg.
Leilinden gaven schaduw aan de zuidgevel (zie je leilinden voor een noordgevel, dan weet je dat er burgers zijn komen te wonen).
In Twente vormen houtwallen de begrenzing van weiden, na de uitvinding van het prikkeldraad is deze functie niet meer essentiëel, maar wel typeren ze het Twentse landschap en zijn het belangrijke ecologische elementen.
In de loop der tijden volgen de boerinnen de tuinmode. Er komen meer siergewassen, en men biedt tegen elkaar op. Beukenhagen zijn mooier en makkelijker, maar de kip kan er wel onderdoor. In navolging van de Engelse landschapstuinen doet het gras, het gazon zijn intrede, en volgen sierbomen, kronkelpaden en doorkijkhekken.
Nu nemen vaak burgers de plaats in van boeren in de boerderij, en dat is zichtbaar aan de andere wijze van bewoning en erfbeplanting. Meestal zonder enig begrip voor de achtergrond van het ontstaan van het typische van het  boerenland. Voor- en achtergevels en –erven worden door elkaar gehaald. Het geld wordt buitenshuis verdiend, het erf hoort niet meer bij het landschap, ze maken van de boerenwoning een villa.
Daardoor passen zoveel voormalige boerderijen niet meer in het landschap.


Henk Methorst
(architect, Hengelo)
In tegenstelling tot de prachtige dia’s van Ger Dekkers, zijn de dia’s die nu worden getoond uitgesproken lelijk  -  want dat, helaas,  is de huidige werkelijkheid. 
Boerderijen die ogenschijnlijk goed passen in het landschap blijken bij het nader komen in hun details te ontsporen. Overdreven brede boeiboorden (vanwege dikte isolatie), grote maten roeden (5x5) en raamhout (vanwege dubbel glas), en vooral de beglaasde niendeuren verraden verbouwingen zonder veel respect voor de originele architectuur  -  ook al was die dan uit het hoofd van een oude timmerman. Ook verkeerde locaties komen voor: een huis boven op een es.
Samenraapsels van elementen uit verschillende perioden, soms opgetuigd met dure materialen als koper. 
Triest word je van het verval van door boeren verlaten boerderijen, veroorzaakt door goedbedoelde regelgeving (minder bewoning in het buitengebied) met negatief effect: ruïnes.
Nieuwbouw is het ergst: op boerenerven een tweede woning (voor het jonge stel opvolgers) als stadse bungalow in gele steen met grijze pannen, paradijsvogels in quasi-traditionele boerderijen (boerderettes) of erger nog, in quasi Engelse landhuizen, met riet gedekt en een witbetuinde Dallas-corral er naast. Dit is je reinste Waldolala architectuur. Overigens ook toegepast door boeren die hun oude boerderij voor veel geld verkocht hebben en dat vieren met deze uitbundige architectuur.
In de Vinex-wijken zoals Vossenbelt in Hengelo worden ook boerderettes en Waldolala’s gebouwd, maar daar bederven zij het landschap niet, dat is er gewoon niet meer. Er zijn wel leegtes zonder bestemming  -  en voor dat al zijn oorspronkelijke boerenerven ontruimd. 
Er zijn maar heel weinig goede voorbeelden te tonen van hedendaagse bouwwerken in Twentse omgeving. Toch zouden deze ook overal kunnen worden toegepast, er is geen lokale architectuur. Daarom moeten we zuinig zijn op datgene wat er nog is.


Discussie

Hoe is het mogelijk dat zulke bouwsels worden gemaakt? Is er geen welstandstoezicht?
Helaas is een welstandsoordeel een advies, en in kleine gemeenten, waar de wethouder buurman is, worden de adviezen vaak niet erg bindend behandeld. Overigens ligt de lat soms wel erg laag. 
De provincie zou meer kracht moeten tonen in het bewaken van streek- en bestemmingsplannen.
Architecten hebben weinig invloed, slecht een minderheid van bouwlustigen nemen een architect, vaak ook uit vrees dat ze niet kunnen doen waar ze zin in hebben.
In stedelijke omgevingen, en zeker in Vinexlocaties, worden van tevoren beeldkwaliteitsplannen gemaakt en de uitvoering er van bewaakt. Het buitengebied wordt slechts passief en achteraf beoordeeld. Het buitengebied, het landschap, wordt nog steeds als een onbebouwde restruimte beschouwd, terwijl het zo kwetsbaar is. Gemeenten zouden zich hard moeten maken voor de kwaliteit van het landschap  -  en de gebouwen daarin, want die vormen mede het landschap.
In de Achterhoek schijnt een beeldkwaliteitsplan voor het buitengebied te zijn opgesteld door meerdere gemeenten gezamenlijk.
De begrenzing van steden wordt steeds onduidelijker, ook dit heeft een negatieve visuele uitstraling op het landschap. In de middeleeuwen had je een muur, dat was duidelijk, tegenwoordig zijn het olievlekken.
Verdichting van de stad kan een goede oplossing zijn, zeker verdichting van industriegebieden. Daar kan meer in de hoogte gebouwd worden, maar de werkgelegenheidspolitiek houdt dit tegen.
In hoeverre kan bestaande architectuur in het buitengebied beschermd worden door een soort huursysteem: het boerenbedrijf staakt, de nieuwe bewoner mag buiten wonen onder voorwaarden die betrekking hebben op het aanzicht in relatie tot het landschap. Dat houdt ook voorwaarden voor de erfbeplanting in. Op Twickel bestaat iets dergelijks.
De avond wordt besloten met uitdrukking van de algemene behoefte om (eventueel in het kader van de nota Belvedere) na te gaan hoe een positieve wending te geven aan de geconstateerde teloorgang van harmonie tussen het Twentse landschap en de bebouwing.