Over omvang, betekenis en kansen van krimp in Twente

In de regio’s Zeeuws-Vlaanderen, Noordoost-Groningen en Parkstad-Limburg is de krimp van de bevolking urgent verklaard. In Overijssel en met name in Twente is er wel sprake van krimp, maar dat is tot nu toe slechts incidenteel, zeer lokaal en in de periferie van de steden. Er is wel een afname van de groei. Deze vaststellingen bepaalden de debatavond die Architectuurcentrum Twente op 26 november 2009 organiseerde in het gebouw De Spiegel op de campus van de Universiteit Twente.

Ruim vijftig bezoekers bezochten de avond die onder leiding stond van Henk Procee, directeur Studium Generale aan de universiteit. Drie sprekers waren uitgenodigd: Hans Peter Benschop, manager van het trendbureau Overijssel, Linda van Asselt, beleidsadviseur Wonen bij de regio Twente en projectleider van het internationale project DC NOISE (Demographic Change) en Marcel Musch, adviseur bij bureau BVR te Rotterdam, en onderzoeker naar de gevolgen van krimp in Parkstad-Limburg.

Hans Peter Benschop startte de bijeenkomst met een overzicht van feiten: Nederland zal tot 2040 nog met 1 miljoen inwoners toenemen (in 2040 is 1/3 van de bevolking allochtoon) en tot 2050 zal het aantal huishoudens nog groeien van 7,8 nu tot 8 miljoen dan. De beroepsbevolking zal als gevolg van de vergrijzing echter al vanaf 2011 gaan dalen (in 2040 is een kwart van de bevolking 65-plusser). Benschop benadrukt dat het hier om verwachtingengaat. Hij onderscheidt nationale en regionale vraagstukken. Naast het afnemen van de beroepsbevolking zal van een teruglopende solidariteit sprake zijn (denk aan pensioenen en de verworvenheden van de verzorgingsstaat) met als gevolg tegenstellingen tussen de generaties. Vanaf 2025 zal krimp in 6 van de 10 gemeenten een rol gaan spelen en zal de krimp zich vooral in de periferie van steden afspelen. De steden zelf zullen nog het langst blijven groeien. ‘Krimp is een rouwproces, inclusief alle daarbij behorende fases’ aldus Benschop. Na de ontkenning volgt verzet en pas dan de acceptatie en het zien van nieuwe kansen. In sommige regio’s en gemeenten is het verzet tegen krimp merkbaar in bijvoorbeeld de roep om meer woningen om zo een dreigende bevolkingskrimp te bezweren. Benschop geeft als voorbeeld de ontwikkeling van de Blauwe Stad in Groningen, maar ook in mantra’s als ‘Twente jezelf’. Hij ziet geen zin in het voeren van verzet want volgens hem is er teveel onderlinge concurrentie en kun je beter koersen op regionale uitwisseling.
Zijn boodschap luidt: denk niet te groot maar kijk heel precies waar er wat aan de hand is. Benschop constateert dat er grote verschillen vlak naast elkaar zijn en dat factoren zoals bijvoorbeeld ligging, bereikbaarheid en aantrekkelijkheid uiteindelijk bepalen of krimp een kans krijgt.
Krimp en vrijkomende ruimte biedt mogelijkheden voor vrije tijd besteding, de inzet van nieuwe energiebronnen, waterberging, bosaanplant en CO2 binding. Voor de sociale vitaliteit betekent krimp vergrijzing (in 2030 is de intramurale zorg met 32 procent toegenomen en de thuiszorg met 25 procent). De economische aspecten van krimp zal betekenis hebben voor een ander aanbod en een andere vraag. Zo verwacht Benschop dat de opkomst van robots een belangrijke plaats gaat innemen zoals dat in Japan al te zien is.

Linda van Asselt onderzoekt onder andere in het project DC NOISE de demografische veranderingen in Twente en hoe Twente daar mee omgaat in vergelijking met andere, ook internationale locaties. Zij voorziet in Twente een overgang van ‘aanbod-gestuurd’ naar ‘vraag-gestuurd’; wat wil de bevolking zelf. Volgens Van Asselt staat het water in Limburg, Groningen en Zeeland al tot aan de lippen. In Twente is het echter nog niet zover en zijn acties om de negatieve gevolgen voor te zijn, nog mogelijk. Zij denkt daarbij aan het leren van fouten, het uitwisselen van kennis en het aanpassen van belemmerende regelgeving. De nationale en internationale studievergelijking naar krimp leert dat Twente niet alleen staat als grensregio en dat de samenwerking ook tot nuttige netwerkvorming kan leiden. Van Asselt: ‘Demografische veranderingen zijn er gewoon. Daar is geen positief of negatief oordeel over te geven.’

Voor Marcel Musch betekent krimp vooral een nieuwe problematiek voor stedenbouwers en architecten. Het betreft volgens hem een transformatieopgave, en de bijbehorende studie over het bijsturen is volgens hem nog erg jong. Krimp is een combinatie van een laag vruchtbaarheidscijfer met de mate van verstedelijking. Als economische effecten noemt hij een krimpend bruto nationaal product, een krimpende beroepsbevolking en een krimpende welvaart. Maar let op: er zijn altijd regionale verschillen. Musch geeft in zijn inleiding een groot aantal stellingen mee zoals: omarm de uitsortering, laat vooral de grote steden groeien, geeft ook ruimte aan groen in de stad. Steden zijn er voor de ‘silver years’ en dat is misschien wel de bevrijding van het platteland met daardoor minder druk en ruimte voor nieuwe landgoederen. Krimp kan ook ruimte geven voor het ontstaan van nieuwe netwerken. En erg eigentijds is zijn suggestie om krimp als aanleiding te nemen voor ‘slow development’ in navolging van allerlei andere ‘slows’.
De terechte vraag luidt: wat is nu het gevolg vaatkramp voor de ruimtelijke ontwikkeling want daar verdienen we dan geen geld meer mee. Musch adviseert: ga lokaal ontwikkelen en zet de boel verder op slot.

Na een korte pauze herneemt Hans Peter Benschop nogmaals het woord en poneert vier scenario’s voor krimp, volgens hem een ontwikkeling die in de context bezien moet worden.
Scenario 1: krimp speelt vooral in de dorpen.
Scenario 2: krimp leidt tot een participatiemaatschappij in  plaats van een verzorgingsstaat.
Scenario 3: krimp leidt tot het samenkomen van verschillende ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid.
Scenario 4: krimp verloopt van een demografische naar een economische betekenis met als gevolg welvaartsverlies.

De discussie onder leiding van Henk Procee verloopt kort en bondig en daardoor niet tot ieders tevredenheid. Een centraal thema dat terugkomt in de discussie is de vraag naar acties. Volgens Benschop is er toch nog steeds sprake van een worsteling met de thematiek die ook zo zijn financiele beperkingen heeft. Volgens Van Asselt gaat er nu een periode van informeren en oriënteren plaats maken voor een actieplan dat medio 2011 zal gaan verschijnen. Op de vraag of krimp ook kansen geeft aan groei antwoordt Benschop dat groei (bijvoorbeeld landbouw versus paardenfokken en ontwikkelingen zoals robotisering) vooral afhangt van private initiatieven. Dat breng Procee tot zijn slotconclusie door de vraag te stellen; ‘Hoe komen we tot meer samenwerkende overheden?’
Daarmee is de veelbelovende themabijeenkomst over een volop in de belangstelling staand onderwerp toch enigszins verschrompeld tot een onbevredigend slot. Wellicht dat de discussie over krimp, de gevolgen en de kansen daarvan, op de site van Architectuurcentrum Twente worden voortgezet. In januari 2010 zal op www.architectuurcentrumtwente.nleen tool worden toegevoegd waarmee webbezoekers interactief en digitaal kunnen mee discussiëren over lopende onderwerpen of zelfs een nieuwe discussie opstarten. Belangstellenden: hou de ontwikkelingen in de gaten!