In het kader van de programmareeks “na werktijd” inzake kansen en bedreigingen van leegstaande en leegkomende gebouwen hebben we het vanavond, in de tweede sessie, over leegstaande boerderijen en boerenerven die niet meer aan de professionele land- en tuinbouw dienstbaar zijn.

We zijn te gast op het eeuwenoude erve Derkink bij de familie Verveld, aan de oostelijke stadsrand van Enschede.

Met ruim 100 (!) bezoekers is de deel van de boerderij meer dan vol.

Peter van Roosmalen, coordinator van het Architectuurcentrum Twente . opent de bijeenkomst en zegt blij te zijn dat zo velen belangstelling tonen voor architectuur in het algemeen en deze programmareeks “ na werktijd” in het bijzonder.

Op 18 juni a.s. is de derde en laatste sessie in deze reeks. Het onderwerp is dan “leegstaande scholen”. We zijn dan te gast in de voormalige West-Indiëschool aan de Bonairestraat te Enschede.

Maar voordien opganiseert het ACT o.a. nog een tweede ACT-Forum-Café (woensdagavond 13 mei) met als thema “verstedelijking” en samen met Enschede Forum een avond in de Renatakerk inzake de toekomst van (jonge) monumenten. (woensdag 20 mei).

Inzake het volledige programma verwijst Peter naar www.architectuurcentrumtwente.nl

Peter besluit zijn introductie met een word van dank aan de subsidiënten, sponsoren en donateurs van het architectuurcentrum. We slagen er nog steeds in om verreweg het grootste deel van de activiteiten “gratis” uit te voeren. Echter een bijdrage, in de vorm van een vrije gift, stellen we zeer op prijs!.

Evert Jan Krouwel (o.a. docent HAN,en voorzitter Erfgoedcie Hof van Twente) is wederom moderator van dienst.

Evert Jan memoreert de enorme opgave m.b.t. leegstand en herbestemming die in het verschiet ligt. Uit onderzoek blijkt dat qua volume (m2’s) de leegstand van boerenerven en –bedrijven het grootst zal zijn. (groter dan bijv. kantorenleegstand). Herbestemming is/wordt synoniem van het Nieuwe Bouwen in Nederland.

Evert Jan geeft als eerste het woord aan de gastheer van vanavond, de heer Hendrik Jan Verveld, eigenaar van het Erve Derkink.

Verveld geeft aan dat de boerderij al zo’n 600-700 jaar bestaat (reeds genoemd in 1337). Daarmee is het erf één van de oudste in de omgeving. Van oudsher stamt de boerderij van het Johanniterkommende Steinfurt. Verveld is naar schatting de 25 ste generatie die het Derkink bewoont. Het totale bedrijf bedraagt zo’n 80 ha. in eigendom en zo’n 3 ha. Is bijgepacht.

10 ha. is verpacht en ca. 11 ha. is natuurgebied.(landgoed). In het kader van rood-voor-rood wordt een bouwblok voor bewoning toegevoegd bij één van de pachtboerderijen

De volgende generatie heeft aangegeven het boerenbedrijf niet te willen voortzetten, maar kijkt wel nadrukkelijk naar de mogelijkheden van herbestemming van de gebouwen en terreinen.

Anneke Coops, consulente bij het Oversticht geeft haar inleiding de titel “ leegstand op het platteland” mee. Zij begon haar werk toen de rood-voor-rood regelingen en de VAB (Vrijkomende Agrarische Bebouwing) net geïntroduceerd waren en in een behoefte voorzagen.

Mede door de crisis is de kijk op het platteland drastisch aan het veranderen.

Anneke haalt het Alterrarapport aan:

-Leegstand op het platteland neemt zeer fors toe.

Trends:

-boeren zijn ondernemers geworden

-de schaalvergroting voor landbouwbedrijven is enorm (er wordt geproduceerd voor de wereldmarkt)

-het aantal boerenbedrijven neemt af, en de productie is niet meer grondgebonden

-er ontstaan nieuwe gemengde bedrijven door ketenintegratie

-er ontstaan agrarische industrieterreinen

Er is ook een Tegenbeweging

-kleinschalige stadslandbouw

-vraag naar locale en regionale producten

-vlasakkers en bloeiende akkerranden

-vraag en onderzoek naar andere rassen en producten.

Gevolg is een veranderende verhouding tussen stad en platteland, een multifunctionele invulling van het landschap en meer tijdelijke oplossingen.

De rood-voor-rood regeling is achterhaald (sloop 1000m2 bedrijfsgebouw in ruil voor toestemming van bijbouw van een woning). Er is domweg geen vraag meer naar meer nieuwe woningen op het platteland.

De typering van de leegstaande/leegkomende bebouwing is divers. Vaak zijn het bouwwerken van na 1970, met weinig ruimtelijke kwaliteiten.

De vraag is of de leegstand een sociaal, ruimtelijk, of economisch probleem is.

Het programma de Twentse Kracht zet in op kleinschalige (individuele) transitietrajecten, met steun vanuit een sloopfonds. (bottom-up ontwikkeling).

Er blijft daarnaast echter top-down sturing noodzakelijk om kwaliteitsborging te verzekeren.

Er wordt nadrukkelijk naar creativiteit gezocht.

Kijk ook positief naar slopen (“verdampen”): het geeft lucht, levert te hergebruiken bouwmaterialen op en de ruimte kan (tijdelijk) (her)gebruikt worden (bijv. zonnevelden).

Volgende inleider is Renze van Och, landschapsarchitect van Alterra (onderzoeksinstelling van Wageningen Universiteit).

Feit: minder dan 50 % van de boerderijen is nog in agrarisch gebruik.

Jaarlijks stopt 2 % van de boeren.

In Overijssel staat 3,9 miljoen m2 leeg (VAB) (landelijk 15 miljoen m2).

In Overijssel is onlangs de “Ruimdenkers” prijsvraag gehouden (ideeën voor 10 leegstaande objecten). Alterra kwam wel op het podium maar werd helaas niet de winnaar.

Alterra gaat uit van een drieslag:

- slopen voor ruimte met o.a. mogelijkheden van tijdelijk herbestemmen van bestaande funderingen (o.a. zonnepanelen)

-slopen en teruggeven aan de natuur (de gesloopte erven zijn de stapstenen hiervoor)

-herontwikkelen bestaande gebouwen en erven voor diverse doeleinden. o.a. kleinschalige land- en tuinbouw (volkstuintjes)

Iedere oplossing begint bij de vraag wie de probleemeigenaar is en wat de hoedanigheid van de probleemeigenaar is. Altijd speelt de waarde van de bestaande gebouwen en erfinrichting een rol. Financiering is een belangrijk aspect. Is het een collectief, maatschappelijk probleem (en is inzet van collectief geld daarmee te verantwoorden).

Is er een economisch perspectief voor de locatie waaraan waarde ontleend kan worden.

Conclusie van het verhaal van Renze:

Het probleem is groot, jaarlijks verliezen 200 erven in Overijssel hun agrarische functie. Max. de helft daarvan kan door in de agrarische bestemming, de overigen moeten herbestemd worden.

Er is geen uniforme blauwdruk voor, maatwerk en oplossingen in meerdere richtingen is noodzakelijk.

Na de pauze komt Albert Schimmelpennick, rentmeester van Twickel (één van de grootste landgoederen in Nederland) en mede-eigenaar van de landgoederen Nijenhuis en Westerflier in Diepenheim aan het woord.

Landgoed Twickel bestaat uit ca. 150 boerenerven (leeftijd gebouwen: ouder dan 1900 ca. 80%, tussen 1900 en 1945 ca. 10 %, na 1945 ca 10 %.) Een beperkt deel van de gebouwen is rijksmonument.

Twickel is voorzichtig met diverse herbestemmingen: de markt voor bijv. zorgboerderijen lijkt verzadigd en de financiering ervoor is kritisch..

Het beleid van Twickel:- behoud historisch erfgoed (erven en gebouwen)

-behoud zo veel mogelijk historische, waardecreërende functies

-sloop alleen niet karakteristieke opstallen

-pas met mate regelingen als VAB en R voor R toe.

-pas liever een knooperf toe met meerdere nieuwe bebouwingen bijéén dan individuele, losstaande toevoegingen.

Judith Toebast, specialiste in agrarische bouwkunst en werkzaam bij de RCE, Rijksdienst Cultureel Erfgoed (o.a. monumentenzorg) is de laatste spreker van vanavond.

De RCE beheert o.a. de stichting onderzoek historische boerderijen, en

beheert o.a. een bibliotheek inz. Boerderijen en

adviseert als kennisinstituut en

geeft voorlichting over herbestemmingssubsidies en

is een netwerkinstelling.

In 1940 waren er in Nederland zo’n 200.000 boerderijen

In 2001 waren er nog 91.000 boerderijen van voor 1940

Er zijn ca. 6.500 boerderijen die rijksmonument zijn. (= 7 % van het totaal aan historische boerderijen)

Twente heft ca. 450 historische boerderijen die hun oorspronkelijke functie gaan verliezen.

De werkwijze van de RCE verandert. Men streeft tegenwoordig meer naar gebiedsgerichte aanpak i.p.v. objectgericht.

Een gebied, incl. bewoners en aanwezige bebouwing wordt in kaart gebracht. Daardoor krijgt men zicht op te verwachten toekomstige ontwikkelingen en is het makkelijker daarop te anticiperen.

Als gevolg daarvan is een betere, planmatige en consequente aanpak uitvoerbaar.

Er volgt een levendige discussie.

Wie is de eindregisseur? Sturing geschiedt door de provincie, de gemeente is verantwoordelijk voor het eigen gebied en de gemeente overlegt met de individuele eigenaar/bewoner/gebruiker.

De rood-voor-rood regeling heeft zijn langste tijd gehad, is de mening van een aantal aanwezigen. Het einde van de (technische en/of economische) levensduur van een gebouw betekent dan sloop zonder nieuwe rechten.

De vraag is of de schaal van een gemeente niet te groot is. Moet er niet meer ingezet worden op een buurtschap?

Wat gebeurt er met “leegkomende” weilanden, nu het vee steeds meer “opgestald” wordt?

Melkveebedrijven worden steeds minder grondgebonden, het veevoer gaat naar de koe i.p.v. omgekeerd.

Clustering van veeboerderijen tot een agrarisch industriepark heeft als nadeel dat de mestafvoer problematisch wordt.

 

Wat is de invloed van de vergrijzing en het vertrekken (vaak naar het buitenland) van vitale boerenbedrijven op de leefbaarheid van het platteland?

Geconstateerd wordt dat voor een goede leefbaarheid een goede digitale ontsluiting van groot belang is.

Zijn er regelingen als nieuwe (jonge) generaties aangeven een boerenbedrijf niet te willen voortzetten, en is het logisch dat er een collectief te vullen sloopfonds is/komt?

(vulling uit algemene middelen of zijn er andere financiële bronnen denkbaar of misschien noodzakelijk?)

En omgekeerd hoe komen jongelui die een nieuw boerenbedrijf willen beginnen aan de slag?

Wellicht kunnen grondeigenaren (bijv.landgoedbeheerders) hier helpen.

Geconstateerd wordt dat het afschaffen van de melkquotumregeling gunstig is voor nieuwe starters.

Het blijkt dat in sommige gemeenten de splitsing van boerderijen in meerdere woningen, alsmede de rood-voor-rood regeling is “bevroren”. Er ontstaat “wrijving” tussen verbeteren van de leefbaarheid van het buitengebied t.o.v. de binnenstedelijke gebieden.

Een goede inventarisatie geeft betere mogelijkheden om te anticiperen en maakt het ontwikkelen van beleid voor gemeenten gemakkelijker .

Een vorm van welstandstoezicht blijft geboden. Tegengaan van verloedering is ook een overheidsopgave, evenals de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

De markt zal ook een deel van het problem oplossen. Als leegstaande stallen een negatieve waarde krijgen zal de eigenaar geneigd zijn tot sloop over te gaan.

Tegen tienen rondt Peter van Roosmalen de discussie af.

Het laatste woord is nog lang niet gezegd.

Het Architectuurcentrum Twente gaat op 18 juni a.s. verder met de reeks “na werktijd”.

Leegstaande en leegkomende onderwijsgebouwen staan dan op de agenda.

Iedereen is dan van harte welkom in de voormalige West Indiëschool (thans meervoudige woning) aan de Bonairestraat 19 te Enschede.

Na een woord van dank aan de inleiders en de gastheer van vanavond sluit Peter af.

HH. 21/01/15.