Inleiders:
- Prof. Geert Dewulf, Universiteit Twente, Enschede: Ruimtelijke investeringen in bedrijfshuisvesting
- Ruud Schuuring, Provincie Overijssel Adj. Hoofd Economie, Milieu en Toerisme: Bedrijventerreinen in regionaal perspectief
- Huub Juurlink, architect en stedenbouwkundige, Juurlink [+] Geluk, Stedenbouw en landschap, Rotterdam: De trends in bedrijventerreinen, een kritische blik Rotterdam
Gespreksleider:
- Han Pape, hoofdredacteur De Roskamp, Almelo

Bezoekers: 80
Locatie: nieuwbouw Deloitte & Touche, Twentepoort Almelo 14 te Almelo


Opening

Coördinator Peter van Roosmalen, van Architectuurcentrum Twente, opent de bijeenkomst en heet, mede namens het bestuur, allen hartelijk welkom en introduceert de sprekers. Dank aan Deloitte & Touche voor het beschikbaar stellen van de zaal. De betrokkenheid van Juurlink [+] Geluk is gebaseerd op veel activiteiten in Twente, b.v. ontwerpen voor de binnenstad van Hengelo. Indien de aanwezigen op de hoogte wensen te blijven van andere interessante activiteiten betreffende architectuur, kan men naam en adres noteren op een lijst bij de ingang voor toezending van informatie (b.v. film ‘Architectuur en Film’ in Concordia, expositie in de gemeente Hengelo, Opening Rabotheater Hengelo). Han Pape is gespreksleider en zal de discussie leiden na de presentaties.


Presentatie Ruud Schuuring

Bedrijventerreinen in regionaal perspectief
Indeling ter onderscheid in:
Provinciaal kader, provinciale planning, landelijke trends, wat zegt de sector, Regionaal Bedrijvencentrum Twente.
Provinciale nota ’97 voorziet in kwantitatief voldoende ruimte voor bedrijvigheid en kwalitatief duidelijk herkenbare bedrijfsterreinen.

Hoe kan dit bereikt worden?: door het instellen van programmeringsoverleg met als doel de coördinatie van ontwikkeling en uitgifte van bedrijventerreinen; door samenwerking tussen de partners, ten gunste van behoud groei werkgelegenheid en versterking van de concurrentiepositie van de regio’s. Elk gebied in Overijssel kent zijn eigen coördinatiepunt. Bij deze coördinatie wordt rekening gehouden met realisatie van groei en behoud van werkgelegenheid en ook van de concurrentiepositie van de regio.

De provinciale planning m.b.t. bedrijventerreinen is als volgt gemaakt:
Ten eerste de ontwikkeling van een strategische visie (2000-2020) over de aanname van vraag naar bedrijventerreinen en economische groei. In 1999 is de Studie Kolpron gerealiseerd waarin een economische groei van 3% per jaar is bepaald, met een mogelijke bijstelling van de vraag naar bedrijventerreinen voor de periode 2010-2020.  Daarnaast wordt rekening gehouden met een strategische planning per december 2000, o.a. streekplan. Dan moet er ruimte zijn voor vernieuwing per 2000 op zowel regionaal als stadsgewestelijk niveau zowel kwalitatief als kwantitatief.
Een illustratieve vergelijking van saldo en aanbod van bedrijventerreinen in ha. laat zien:
                                 tot 2005        tot 2010
Overijssel totaal            126,5            -347,4
regio’s   IJssel/Vecht      202,5               31,1
Stedendriehoek             - 14,1             - 51,3
Twente                         - 62               -327,2

Er is een landelijke trend in vraag en aanbod tussen 1998 tot 2010 die onderbouwing op landelijk niveau laat zien. Wat zegt de sector? Ministerie van Economische Zaken heeft een nota ‘Nieuw regionaal economisch beleid’ geproduceerd en VNO en NCW hebben de regionale concurrentietoets ontwikkeld. Het blijkt dat Overijssel t.o.v. de rest van Nederland hoog scoort.

Voor realisatie van Regionaal Bedrijventerrein Twente (RBT) is een programma van eisen opgesteld:  welke locatie voor grotere ruimtevragers, welke sectoren zijn er (productie, logistiek, assemblage, distributie van 2 ha. of meer), welke behoefte, 6,7 ha. per jaar op grond van historische uitgifte, welk gevolg: 130 ha. in 20 jaar in 2 fasen.

De ambitie van RBT streeft na: a. hoogwaardig verschijningsvorm, b. ligging volgens de West-Oost corridor, c. grootschaligheid, d. duurzame ontwikkeling.
Procedurele stappen zijn: een rapportage locatie milieu-effect, waarbij voorkeurslocatie Almelo Zuid naar voren kwam; een streekplanherziening; intentie overeenkomst en een studie naar exploitatieopzet.

Tenslotte wordt het percentage ondernemers dat met ruimteproblemen kampt in Overijssel vergeleken met landelijke gegevens,  waaruit geen afwijkend beeld naar voren komt.


Presentatie Prof. Geert Dewulf

Ruimtelijke investeringen in bedrijfshuisvesting
‘PROFILEREN OF IMITEREN’

Trends in bedrijvenparken:
Aandacht voor:
1.    Parken behoefte
2.    Facilities-sharing (+ evt. grondzones, b.v. Greenpark in Zuid Londen), trends zijn b.v. high-tech, compact, niet distributie centra.
3.    Infrastructuur management
4.    Meervoudig
5.    Multi-functioneel (wonen, werk, recreatie)
6.    Kwaliteit.

Trend aandacht voor participatie bedrijven met als doel:
Het vermijden van weerstand, het vermijden van knelpunten bij uitvoering, afstemming op wensen van gebruikers, grotere efficiëntie, niet voorschrijvend beleid, maar democratisch, duurzame relaties.Moeilijk probleem bij de planning van bedrijvenparken is de tijd: lange termijn planning en commitment van bedrijven.

Trends zijn ook:
Imiteren van best practices; het imago ‘high-tech’, business parken (concurrentie met Randstad?); milieu-syndroom; geld i.p.v. business gedreven aanpak; traditionele oplossingen. Ook is van invloed de economische conjunctuur. De conclusie is dus dat er veel imitatie is en weinig wordt de vraag gesteld ‘wat willen we werkelijk bereiken?’.

Er is weinig aandacht voor ketens en netwerken (willen we b.v. Ford in Twente proberen te krijgen?); clustering; homogeniteit vs. heterogeniteit; toegevoegde waarde.

Wat is de kracht van Twente?
Bezien we dit vanuit Nederland of vanuit Europa? Dus op centrale of distributie-assen: locatie Twente is binnen Nederland marginaal, maar in Europa centraal. Het regionaal bestuurlijk overleg is relatief goed waardoor samenwerking binnen de regio mogelijk is; aanwezig zijn goede infrastructuur en kenniscentra; groene omgeving en hoogwaardige woonomgeving.

Aandachtsvelden:
Van concurrerend naar complementair, of beter alliantie: toegevoegde waarde.
Innovatieve concepten in de uitgangspunten voor bedrijvenparken met als aandachtsdriehoek: ruimte/bedrijven/profiel. Dan is ook aandacht nodig voor het feit dat bedrijvenparken zich verplaatsen door uitbreiding, waar naar toe? Naar bestaande of nieuwe locaties?
Essentieel is het profileren van de eigen kracht samen met de vraag: waar willen wij naar toe?


Presentatie Huub Juurlink

De trends in bedrijventerreinen, een kritische blik.

Een grote zorg is het verlies van het traditionele landschap, ingegeven door de droom van alle Nederlanders een eigen huis te hebben met als gevolg een verstedelijkt landschap.
Ook de behoefte aan bedrijvenlocaties verkleint het traditionele landschap.
De nota’s ruimtelijke ordening doen eigenlijk niets meer dan het legaliseren van ontwikkelingen, m.a.w. het beleid is niet meer sturend, maar volgend.
Een grafiek laat de woningbouw in het Groene Hart zien met de relatie tussen vinex-locaties naast niet geplande bebouwing.
Er wordt gezocht naar ruimte voor vinex- en bedrijvenlocaties, b.v. in een rand in zee, het zgn. Waterman-project, of in het IJsselmeer, waarbij het specifieke karakter van het strand of IJsselmeer verloren gaat.
Een voorbeeld van een strook intrinsiek landschap in West Nederland toont wat een mogelijke aanpak op zou kunnen leveren: verdeling van een gebied in zones met a. een hoge opdelingscyclus, b. een lage opdelingscyclus, en c. niet op te delen gebieden.
In delen met een hoge opdelingssnelheid kan het marktmechanisme vrij werken; rekening kan gehouden worden met niet te wijzigen bestemmingen als Schiphol, waaromheen een vrijzone zou moeten gelden. Lage opdelingscycli in het bollenlandschap zouden b.v. woonarken op kunnen leveren.
Het gevolg van zo’n indeling is een gevarieerd, interessant landschap, en let op: de economische snelheid past niet meer bij de planningssnelheid.

Als voorbeeld voor een nieuw concept  bedrijvenpark wordt het project Philips getoond, waarbij uitgangspunt was: een campus voor de kantoren, buiten het centrum van Eindhoven, ter vervanging van de inefficiënte locaties in verschillende gebouwen in de stad Eindhoven. Traditioneel zou men gebouwen neerzetten met daaromheen veel parkeerplaatsen, dat betekent werken tussen parkeerplaatsen. De ambitie is anders: high-tech centrum Philips, een prettige plek omgeven door natuurlandschap. Voor de auto’s worden P-boxen gebouwd, omgeven door een gordijn van planten. Vandaar gaat men te voet naar de kantoren. Bomen tussen de kantoren, water in het landschap.
De architect heeft de taak dit soort oplossingen voor te stellen. Soms zijn deze niet  goedkoop, maar een goed werkplek heeft beter werkniveau tot gevolg.
Philips gaat akkoord met het voorstel om een hoog werkniveau te bereiken en omdat het bedrijf zich verantwoordelijk voelt naar de maatschappij toe.

Conclusie: het is goed na te denken over planning en tijd, ook op mondiale schaal zou het goed zijn voor duurzaamheid in stedenbouw te zorgen, zowel op laag- als hoogschalig niveau.


Discussie

Han Pape leidt de discussie naar aanleiding van de presentaties, de toehoorders kunnen vragen stellen.

De heer Olde Egberink, architect uit Haaksbergen, stelt dat het project Philips tegen de ambitie van het project in, traditioneel landschap opoffert aan het bedrijvencentrum van Philips. De heer Juurlink antwoordt dat het gebied dat gebruikt wordt geen natuur is, er wordt natuur ontwikkeld tussen en rond de bebouwing.

De heer Biemold, van Volkshuisvesting, vraagt of zijn indruk correct is dat bedrijven en woningbouw een behoefte aan grond hebben die gerelateerd is aan de conjunctuur, m.a.w. een grote ruimteclaim bij een hoogconjunctuur. Hoe kan dit bij een daling van de conjunctuur opgevangen worden?
De heer Schuuring antwoordt dat de ramingen aansluiten op diverse niveau’s. Ook is het door de politiek ingegeven werkgelegenheid zeker te stellen, en ramingen positief te richten, maar rekening houdend met conjunctuurschommelingen.
De heer Dewulf is het hiermee eens en stelt dat het deels met politiek te maken heeft dat bedrijven in ruimtebehoefte overdrijven om te wensen vervuld te krijgen. Maar bij investeringen voor renovatie is het vastgoed-budget klein t.o.v. de overige posten (ca. 4%).
De  heer Juurlink vindt dat we lering moeten trekken uit ervaringen en met nieuwe creatieve oplossing moeten komen, omdat economische motieven altijd hun weg vinden.

Mevr. M. ter Laak, Kamer van Koophandel, deelt mee dat een onderzoek gaande is voor de stedendriehoek, en deelregio Veluwe waarvan het rapport binnenkort gepubliceerd zal worden. Zij stelt dat de ruimtebehoefte niet overdreven is en dat onderscheid gemaakt dient te worden tussen nieuwe en bestaande bedrijventerreinen.

De heer Steinebosch, Enter, stelt dat 80% van de ruimtebehoefte verplaatsing uit de regio vertegenwoordigt, dus een soort rollend tapijt-effect. Hoe wordt de herstructurering van de oude terreinen aangepakt?
De kosten voor herstructurering zouden mede gefinancierd moeten worden door een heffing bij het toekennen van nieuwe terreinen. Zo concreet zal dit niet haalbaar zijn. De heer Schuuring deelt mee dat binnen het programmeringsoverleg tussen OOM en andere gesprekspartners rekening wordt gehouden met herstructurering.

De heer Stegink, architect, wijst op de mogelijkheid dat door veel voorzieningen rond  bedrijvencentra buiten de stad er overdag een leegte zou ontstaan in de steden. Maar deze vrees dat steden overdag, door de week, verlaten zullen zijn lijkt niet reëel.  Er ontwikkelt zich discussie over de pro’s en contra’s van bedrijvenlocaties in de centra van steden en in buitengebieden, waarbij ook de factor multifunctionaliteit aan de orde komt. De heer Schuuring bevestigt dat de overheid vóór multifunctionaliteit is omdat o.a. de verkeersbewegingen soepeler zouden zijn, een voorstel was b.v. het nieuwe provinciehuis ’s avonds als theater te laten functioneren.

Ter sprake komen vervolgens:
‘Eerst uitbreiden daarna inbreiden’: de overheid stimuleert steeds meer hergebruik van bedrijventerreinen.
‘Het revitaliseren van oude steden zou door minder strakke regelgeving gemakkelijker gemaakt moeten worden’: kan niet door hinderwet, milieu-eisen, etc.

De heer Ben Harsta, Architectuurcentrum Twente dankt nogmaals Deloitte ten Touche, en nodigt namens Deloitte ten Touche geïnteresseerden uit het nieuwe gebouw te bekijken.

Han Pape dankt de sprekers en de aanwezigen voor hun komst en sluit de bijeenkomst.