Op 20 april stond onder de titel ‘Pröttel of prachtig’ de kwaliteit van de inrichting van de openbare ruimte centraal en werd het thema vanuit verschillende invalshoeken belicht. Drie deskundigen gaven het publiek inzicht in het proces dat vooraf gaat aan het vormgeven van de openbare ruimte. Maar zij gaven ook hun commentaar op de gerealiseerde kwaliteit daarvan.
“De openbare ruimte is het publieke domein waarvoor de overheid verantwoordelijk is.” Daarmee opende gespreksleider Rob van der Ham, programmamanager van het meerjarenprogramma Openbare Ruimte in Den Haag, de bijeenkomst waarmee tevens de ambtelijke status van de drie inleiders werd verklaard. Zij zijn immers voortdurend betrokken bij de strategische, tactische en operationele fases van het ontwikkelingskader.


De deskundigen

Dat inspanningen nodig voor het inrichten van de openbare ruimte ook een te managen activiteit is, werd bevestigd door de lezing van Bert ter Horst. Met zijn formule E = K x A2 (Effect is het product van Kwaliteit en Acceptatie) gaf hij het belang van de acceptatiegraad aan. Als stadsdeelmanager Binnensingel in Enschede is het zijn taak om daarvoor bij alle betrokken partijen het benodigde draagvlak te krijgen. Ter Horst nam het publiek mee in een visuele rondleiding door het centrum van Enschede. De Dagmarktstraat, het Van Heekplein, het stadserf en het Stationsplein passeerden de revue. Ter Horst noemde de geslaagde maar ook de minder geslaagde voorbeelden van inrichting. Mooi zijn de bankjes, de plinten en de bestrating. Minder gelukkig was hij met allerhande, vooral functionele inrichtingselementen waarbij vooral de verkeersborden, de elektriciteitskasten en de soms overdaad aan bij elkaar geplaatste elementen opvielen maar ook de veelal achteloos door gebruikers achtergelaten vuilnis en rommel. Ofwel: pröttel. Dat het ‘draagvlak’ een beleidsbepalend element is, toonde Ter Horst aan met de ontwikkeling op het stationsplein waar de huidige abri’s aangepast zullen worden omdat de vormgeving wel erg fraai is maar onvoldoende beschutting geeft aan wachtenden en dus hun functionele waarde missen.

Gerard Kuiper, verkeerskundige bij de gemeente Hengelo, gaf een kijkje in de keuken door het ontwikkelingsproces van een straatprofiel te schetsen. Hij deed dat door de verschillende stadia van een ontwerpproces te tonen. Door de talloze aspecten te benoemen én te verklaren werd inzicht gegeven in de wijze waarop de openbare ruimte wordt ingericht. Zo vielen de volgende termen te beluisteren: wegtype, snelheid, capaciteit, intimiteit, indeling, stroken, belijning, groen, verhardingen, kleuren en gebruikers. Maar ook onderhoud en gebruik en bereikbaarheid door hulpdiensten vormen onderdelen die tot het ontwerpproces behoren. Volgens Kuiper is het ontwerpen van een straatprofiel iets anders dan alleen maar vormgeven. Volgens hem moet een ontwerp functioneel zijn maar ook een identiteit hebben. Zowel helderheid als karakter zijn daarbij aspecten.

Na de op de praktijkgerichte en zeer leerzame inleidingen van Ter Horst en Kuiper, tilde Albert Fien de avond naar een hoger niveau. Niet zo gek, want als stedenbouwkundige (eerst in Almelo en sinds een jaar of zes in Apeldoorn) is hij gewend om op een andere (is grotere) schaal te opereren. Volgens Fien is de inrichting van de openbare ruimte sterk aan mode onderhevig en is er elke tien jaar een verandering bespeurbaar. Dat is in tegenstelling tot de stedenbouw. Fien: ‘Dat is een heel langzaam verlopend kunstje waar je jaren en soms eeuwen over moet doen’. Het casco van de stad is de drager voor de inrichting. Aan het casco moet je niet tornen want dan tast je de structuur aan. De vloerbedekking of het behang van de stad zijn tijdelijke inrichtingselementen en die mag je veranderen. Als je een ingreep doet in het casco, dan moet je je realiseren dat dat weer honderd jaar mee moet kunnen. De voorbeelden die Fien toonde onderstreepten zijn stelling. Zo is het kanaal in Almelo, dat honderd jaar geleden werd aangelegd, een ingreep die aan de stad een casco gaf. De sterke structuur is ongevoelig voor een bestrating die dan weer met klinkers en dan weer met asfalt is uitgevoerd. Maar het wordt anders als in een beeldbepalende gevelwand de rooilijn van een nieuw gebouw plotseling wordt verschoven en de doorgaande zichtlijn wordt onderbroken. De continue gedachte is volgens Fien van essentieel belang voor de inrichting van de stad.

Pas in het afsluitende debat viel het beruchte ‘g-woord’. Gezelligheid! Een woord dat in ontwerpjargon taboe is. Zo typisch Nederlands en zo ondefinieerbaar maar uiteindelijk wel bepalend voor een overigens net zo ondefinieerbaar begrip als kwaliteit. De inleiders vonden dat gezelligheid een erg relatief begrip is dat door veel factoren wordt bepaald. De aanwezigheid van mensen is daarbij bepalend voor de kwaliteit (en het ontwerp) van de openbare ruimte. Daarom is het van belang dat de publiekstrekkende middenstand zich kan blijven vestigen in de steden en niet wordt weggejaagd als gevolg van nieuw ontwikkelde grootwinkelgebieden aan de stadsranden. Ook dat is de verantwoordelijkheid van gemeentelijk beleid. Over die verantwoordelijkheid was tenslotte nog een interessante opmerking te horen van een in de zaal aanwezige industrieel ontwerper die zich verbaasde over het gemak waarmee pröttel zich telkens weer weet te handhaven: “Als ik zoiets presteer dan wordt ik daar direct keihard op afgerekend!”.


De bibliotheek

De lezingen over ‘Pröttel of prachtig’ vonden plaats in de nieuwe bibliotheek in Hengelo. Het gebouw aan het Beursplein ambieert het nieuwe stadscentrum van Hengelo te worden waarin talloze functies - niet alleen de bibliotheek – samenkomen. Voorafgaand werden door directeur Marion Mertens en Niels Versteeg van het in het gebouw gehuisveste makelaarskantoor Levering&Assen, toelichtingen gegeven over het ontwerp, de functies en het gebruik van het gebouw. Aansluitend werd door Rob Beerkens, architect bij het Hengelose bureau MAS-architectuur en ontwerper van de bibliotheek, een rondleiding door het gebouw gegeven. De bibliotheek is overigens door de BNA (Bond van Nederlandse Architecten) in de ontwerpwedstrijd ‘Mooiste gebouw in 2006’ als mooiste gebouw in de regio Oost aangewezen.


De foto's

Tijdens de avond werd een dooropende presentatie getoond van de door Charis Buttner, student fotografie aan de AKI te Enschede, gemaakte foto’s van de openbare ruimte in geheel Twente.