Voor de toekomst van het vliegveld Twente is voorlopig eerst gekozen voor een proces en nog niet voor een concreet plan. Volgens wethouder Eric Helder is het dus ook nog mogelijk dat het gebied zich ontwikkelt zónder een vliegveldfunctie. Daarmee reageerde hij op 26 april tijdens een door het Architectuurcentrum Twente georganiseerd debat op de sprekers die op uiteenlopende wijzen mogelijk en zelfs onmogelijke ontwikkelingsvarianten aandroegen. Het debat stimuleerde het ‘out of the box’ denken zo een dreigende, eenzijdige fixatie op ‘vliegen’ te doorbreken.
‘Neem de tijd!’ Dit advies werd door discussieleider Pieter Jannink nogmaals uitgesproken aan het eind van de avond die door een kleine honderd belangstellenden
werd bezocht. In het zalencentrum van Frans op den Bult, aan de rand van het vliegveld, gaven ook de andere twee inleiders hun adviezen aan de zaal en aan wethouder Helder. Zo vond Jacques van Dinteren van Royal Haskoning dat het nodig is om continue ideeën te blijven produceren en gaf landschapsarchitect Marcel Eekhout als belangrijkste tip mee om in alle plannen gebruik te maken van de grote ruimte van het gebied. De tips vormden de afsluiting van een avond die de ‘ruimtelijke kwaliteit en gebiedsontwikkeling’ als thema had en die een vervolg was op de in november 2006 georganiseerde masterclass. 

Pieter Jannink

Pieter Jannink, stedenbouwkundige bij bureau Must en één van de drie masters bij de masterclass, memoreerde in zijn inleiding kort de resultaten van die masterclass. Een tiental studenten van diverse opleidingsinstituten werkten toen drie mogelijke scenario’s uit (zie ook het verslag onder het thema ‘masterclass Hoogvliegers’). Het scenario ‘Vrijstaat’ maakte van de huidige gesloten situatie een open podium waarop als nieuw plein voor Twente alle Twentenaren elkaar bij allerlei activiteiten kunnen ontmoeten. Het scenario ‘Ecologische binnentuin’ biedt ruimte aan ecologie, natuur en milieu en maakt van het gebied een regionaal ecologisch park. Tenslotte was het scenario ‘Metropolis’ het meest opvallende resultaat van de masterclass. Hierbij was een visie voor de komende honderd jaar uitgewerkt en werd het gebied ontwikkeld als een verweving van landschapspark met een intensieve stad met een nieuw stedelijk centrum voor de regio. Jannink concludeerde dat de scenario’s misschien wat kort door de bocht waren uitgewerkt en een hoog dromerig gehalte hadden, maar dat ze wel inspirerend waren en ‘iets’ op de agenda zetten. Het gaf in iedere geval aan dat het gebied voor héél Twente betekenis heeft en moet hebben, dat het vliegveld aan het publiek moet worden teruggegeven en vooral dat het een unieke, eenmalige kans is. Om die kans optimaal te benutten is het van groot belang om voor de planontwikkeling ruim de tijd te nemen. ‘En geef bij de overdracht van het gebied een groot feest voor heel Twente, om zo het belang ervan te onderstrepen’ aldus een optimistische Jannink. 

Marcel Eekhout

Marcel Eekhout, landschapsarchitect bij het bureau Parklaan Landschapsarchitecten schetste in zijn inleiding het proces en de planontwikkeling van een mogelijk vergelijkbare opgave. Hij was betrokken bij de herinrichting van een deel van de Utrechtse Heuvelrug waar veel militaire terreinen en gebouwen hun functies verloren. Op basis van natuurlijke en militaire patronen, de regionale en lokale draagkracht en het culturele geheugen, werd een nieuw landschap met culturele, economische en landschapsarchitectonische waarden ontwikkeld met ruimte voor wonen, natuur en recreatie. Volgens Eekhout waren er veel overeenkomsten te herkennen tussen het Utrechtse voorbeeld en de Twentse situatie. Zijn advies was dan ook een stappenplan te ontwikkelen met als eerste stap een uitgebreide inventarisatie, vervolgens een goede beschrijving en tenslotte een transformatieplan te ontwikkelen waarbij hij een voorkeur uitsprak voor een ontspannen woonwerklandschappelijke planvorming. 

Jacques van Dinteren

Jacques van Dinteren, productmanager Economie & Ruimtelijke Investeringen bij Royal Haskoning, relativeert de huidige focus op de economische haalbaarheid van een vliegveld: ‘Een vliegveld is iets anders dan een winkelcentrum’. Opvallend noemt hij het verschil in benadering: ‘In tegenstelling tot de ontwikkeling van een woonwijk waarbij uitgebreide studies worden verricht, wordt bij dit soort projecten vreemd genoeg de methode van de achterkant van een bierviltje gebruikt’. Op basis van een aantal – vooral Engelse – voorbeelden, schetst hij de volgende scenario’s:
- de ontwikkeling van een luchthaven met een bedrijventerrein,
- een grootschalig werklandschap,
- een grootschalige multifunctionele ontwikkeling.
Hij noemt daarbij de ontwikkeling van arbeidsplaatsen en stelt dat bij een vliegveld met 4 miljoen passagiers per jaar dit 1000 tot 8000 arbeidsplaatsen kan geven. Maar dat bij een volledige gebiedsontwikkeling zónder vliegveld (zoals een werklandschap naar Engels voorbeeld van 310 ha) het aantal nieuwe arbeidsplaatsen 1250 tot 2500 kan zijn. In zijn conclusies stelt Van Dinteren dan ook dat in de verschillende opties het aantal arbeidsplaatsen vergelijkbaar kan zijn. Volgens hem ontbreekt consensus over de economische effecten en vraagt hij zich af of er überhaupt wel een markt voor is (‘Waar zijn dan die investeerders?’). Hou daarom een worstcase scenario achter de hand, is zijn advies. 

Eric Helder

Eric Helder, wethouder Economische Ontwikkeling van de gemeente Enschede, noemt in zijn inleiding allereerst nog eens de doelstelling bij de herontwikkeling van het grote en mooie gebied:
- de werkgelegenheid herstellen,
- een hoogwaardige kwalitatieve invulling van een 490 hectare groot, strategisch gebied dat, hoewel gelegen binnen Enschedees grondgebied ligt, effecten heeft op alle omliggende gemeenten.
In het richtinggevend besluit is de volgende verdeling vastgesteld: 250 ha voor een vliegveld, 50 ha voor woningen op de Zuidkamp, 120 ha voor recreatie, 60 ha voor een airport bedrijvenpark met kwaliteit en 10 ha voor kleine gebieden. Voor mogelijke inrichtingsvoorstellen zijn ontwerpateliers gehouden waaraan ondermeer de Rijksbouwmeester deelnam en zijn door ondermeer Landschap Overijssel concrete voorstellen gedaan.
De huidige stand van zaken is als volgt: van mei tot oktober 2007 worden de Milieu Effect Rapportage (MER) en een Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA) gemaakt, inclusief varianten met en zonder vliegveld. Vervolgens zullen van medio 2007 tot medio 2008 de onderhandelingen met contract exploitanten worden gevoerd en zal in november 2007 het maatschappelijk debat worden gevoerd. In het voorjaar van 2008 volgt het te nemen luchtvaartbesluit en de streekplanherziening waarna medio 2009 een burgerluchthaven, die voldoet aan de eisen, mogelijk is.
Helder memoreert de bespreking met voormalig minister Zalm. Daarin werd duidelijk dat de gemeente Enschede geen eigenaar van het gebied is en dat het rijk met het GOB (Gemeenschappelijk Ontwikkelingbedrijf) zal participeren in de gebiedsontwikkeling. Overigens vindt Helder het een gebrek dat er geen nationale visie is op regionale luchthavens. 

Het debat

Het debat met de inleiders en het publiek werd onder leiding van Pieter Jannink gevoerd. Om de discussie op gang te brengen poneerde Jannink de vraag of het niet beter was om het hele gebied schoon te maken, te slopen en helemaal opnieuw te beginnen. Nee, volgens Marcel Eekhout, je moet altijd iets van het verleden laten zien om zo draagvlak te creëren. Ook wethouder Helder vindt dat de collectieve betekenis van het gebied in stand moet blijven. Hij vindt bovendien dat het gebied sowieso veel opener wordt met een plan waarin landschappelijke kwaliteiten zichtbaar worden. Het hek zoals dat nu om het militaire terrein staat zal een stuk kleiner zijn als het alleen om de luchthaven staat. Herrie en rust hoeven elkaar volgens hem niet in de weg te zitten, als er maar een integraal plan ontwikkeld wordt. Hoewel er in de eerste richtinggevende besluit 60 hectares voor een bedrijvenpark is gereserveerd, is er in het 490 hectares grote terrein naast een vliegveld ook veel ruimte voor groen. En, zo houdt hij het publiek voor, realiseer je dat als er geen luchthaven komt, de druk op het gebied alleen maar groter wordt. Dit roept bij Jacques van Dinteren de vraag op of de regio die bedrijventerreinen eigenlijk wel nodig heeft.

Op de vraag uit de zaal of het wel verstandig is om midden in de netwerkstad een luchthaven te willen in plaats van een goed ontwikkeld verblijfsgebied met daarin werkgelegenheidsmogelijkheden, antwoordt Helder dat de luchthaveninfrastructuur er nu eenmaal al ligt, dus waarom zou je dat niet gebruiken. Bovendien hebben we al een kennispark. Van Dinteren oppert dat een luchthaven in Twente eerder ‘nice tot have’ dan en ‘need to have’ is.  Dat brengt Pieter Jannink tot de slotvraag aan ieder van de deelnemers: ‘Wat is uw tip voor de toekomst?’ Van Dinteren meent dat het aandragen van ideeën nodig blijft voor een vitale discussie en een optimale gebiedsontwikkeling. Landschapsarchitect Eekhout benadrukt de kans die de grote ruimte biedt. Maak daar gebruik van! Jannink zelf roept nogmaals op om de tijd te nemen en herhaalt zijn voorstel om bij de overdracht van het terrein een groot volksfeest op de landingsbaan te organiseren om zo een nieuwe toekomst voor het gebied te markeren.

door Tom de Vries, Deventer