Inleiders  
- Joost Cannegieter, architect, Lonneker
- Robert Schüürmann, architect, Gronau (D)
- Marie Jose Hagemann, binnenhuisarchitect, Gronau (D)
- Niklaas Deboutte, architect, Antwerpen (B)
- Jack Huiszoon, regiocoördinator inspectie Volkshuisvesting, Zwolle

Panelleden:  
- de inleiders en:
- Ulie Hoeve, zelfbouwer, De Wilgen
- Rien Wilderink, Projectbureau Wederopbouw, Enschede
- Pi de Bruijn, architect, stedenbouwkundige en supervisor, Amsterdam

Gespreksleider:   
professor Henk Procee, Universiteit Twente, Studium Generale, Enschede

Bezoekers: 150
Locatie: prof. Huizingschool, Enschede


Opening

De bijeenkomst wordt geopend door Peter van Roosmalen van Architectuurcentrum Twente. Hij gedenkt Chris Hein die op 1 oktober is overleden en veel heeft bijgedragen aan Architectuurcentrum Twente.

Welkom aan de deelnemers, panel en publiek bij deze bijeenkomst in het kader van 'Wederopbouw Roombeek'. Komende activiteiten die ook door Architectuurcentrum Twente georganiseerd worden zijn: Zaterdag 13 oktober Architectuur en Publiek: een aantal bijzonder gebouwen in Twente worden opengesteld en kunnen bezocht  worden onder deskundige leiding. Dit en de overige  programmapunten voor de komende maanden kunnen op de website nagezocht worden: www.architectuurcentrumtwente.nl. Speciale aandacht vraagt de heer Van Roosmalen voor de enquête over de nieuwere utiliteitsgebouwen Twente, in samenwerking met dagblad Twentsche Courant/Tubantia, waarvan de resultaten op 9 november gepubliceerd zullen worden in de dagbladen. Dank gaat naar de sponsoren en subsidiegevers: het Stimuleringsfonds voor Architectuur, Provincie Overijssel, Stichting Fonds Overijssel, de gemeenten Almelo, Enschede en Hengelo en vele Twentse bouwbedrijven en architectenbureaus.

De gespreksleider, de heer Procée geeft het woord aan de heer Cannegieter voor de inleiding.


Inleiding Joost Cannegieter

JC vertelt dat bij de wederopbouw van Roombeek gepoogd wordt individueel opdrachtgeverschap in tegenstelling tot gemeenschappelijk opdrachtgeverschap na te streven.  Er is een kloof tussen de opvattingen van wat architecten en niet-architecten mooi vinden. Uit het advies: 'luister naar elkaar' ontstond de oproep aan mensen die in of om het rampgebied woonden en om de wensen en ideeën van de vroegere bewoners beter te begrijpen: maak een foto of knipsel van het huis dat u zou willen. JC laat inzendingen en illustraties van verschillende stijlen zien: een Amerikaans voorbeeld van een wijk waarin huizen ogenschijnlijk gelijk zijn, maar in details afwijken van elkaar; een Nederlandse vinex-wijk; een aantal huizen gebaseerd op de huizen zoals die in een 'gewone' straat in een 'gewone' wijk voorkomen (een erkerwoning, een rijtjeshuis van ca. 1950), huizen uit de wijk Roombeek vóór de ramp, maar ook een modern ontwerp voor een perceel tussen bestaande oudere huizen, met smalle gevel; een buitenaanzicht van een wijk in Losser waar geen eenheid bestaat in bebouwing of vormgeving, waardoor een wijk met duurdere huizen toch rommelig oogt. Ook zijn ontwerpen van Le Corbusier uit 1926 en 1907 te zien.

HP: dank aan JC voor de referentiebeelden


Inleiding Robert Schüürmann en Marie Jose Hagemann

Robert Schüürmann, geassisteerd door Marie José Hagemann, beiden goed bekend met zowel de Duitse als de Nederlandse cultuur, spreken over het thema:

Hoe bouwen Duitsers?
RS vergelijkt bouw in Nederland met bouw in Duitsland. Opvallend zijn een aantal verschillen: in Nederland is door hoge bevolkingsdichtheid sprake van een stadslandschap, terwijl in Duitsland meer landschappelijk gebouwd wordt. In Duitsland wordt niet grootschalig door projectontwikkelaars als in Nederlandse woonwijken gebouwd. Onteigeningsprocedures voor bouwprojecten als in Nederland kent men niet. De percelen die aan de stadsrand beschikbaar komen voor woningbouw worden niet aan ondernemers maar aan individuele eigenaars verkocht om te voorkomen dat deze van projectontwikkelaars afhankelijk worden. Zij zoeken zelf een architect en bemoeien zich intensief met de bouw, waarbij zij zeer prijsbewust bouwmateriaal (laten) kopen, met name badkamer en keuken, de statussymbolen, soms onevenredig luxe. De grondprijs is lager. Turn-key projecten, of prefab huizen maken slechts ca. 10% van de markt uit.

Het ideaal is een redelijk groot, representatief, alleenstaand huis. Gesubsidieerd wordt tot een perceeloppervlakte van maximaal 400 m², waarvan de bouwoppervlakte ca. 130 m² is (middenklasse). In het geval zonder subsidie grotere huizen gebouwd worden, zijn de grondstukken vaak 600 m² tot 1000 m² groot. Ook komen afwisselende maten naast elkaar voor, ieder streeft zijn eigen idee na; daarom leidt dit tot een mengsel van stijlen naast elkaar, dit komt vooral tot uitdrukking in een variëteit van daken en tegels als bij een leeggegooide speelgoedkist; de kavels liggen aan kleine straatjes die naar een hoofdstraat leiden. De Duitser is bereid veel op te offeren voor een eigen huis, zijn doel is een huis te bouwen waarin hij ook na de pensioengrens kan wonen. Bij de bouw worden vaak zwartwerkers gebruikt (goed opgeleide arbeiders), terwijl dit in Nederland minder vaak voor komt i.v.m. fiscale aftrekbaarheid.

In Duitsland hebben Nederlandse architecten een hoog aanzien, vooral als het om woonwijken gaat. Een citaat uit een Duits blad voor architectuur geeft aan dat men Nederlandse architectuur als voorbeeld stelt als het gaat om dicht op elkaar gebouwde huizen,  wegens het kwaliteitsniveau van de ontwerpen. Bij het zogenaamde 'wilde bouwen' heeft de bouwer een norm van individueel ontwerp, maar dat valt binnen een door de overheid georganiseerd voorzieningen- en normenpakket. Verwacht wordt echter dat zich in de toekomst niet meer één opdrachtgever maar 100 zullen bemoeien met het tot stand komen van een wijk van 100 huizen. Het is de vraag of eerder  genoemd kwaliteitsniveau gehandhaafd zal kunnen blijven.

RS ziet de Duitse bouwwijze niet vooruitstrevend door het betuttelend karakter maar eerder een 'sneeuwwitjecultuur', een romantisch terug willen naar een veilige haven weg van de  globalisering en technologische samenleving.

HP: dankt RS en MJH voor hun bijdrage en geeft het woord aan Niklaas Deboutte, uit Antwerpen die het bouwen in België toe zal lichten.


Inleiding Niklaas Deboutte

Hoe bouwen Belgen?
In 1835 werd onder de eerste Belgische koning de trein ingevoerd, hetgeen veel delen van België al vroeg goed bereikbaar maakte. Vanaf 1948 worden de wetten iets strenger en er komt subsidie voor woningbouw (15% bijdrage). De bevolkingsdichtheid is lager dan in NL.  Kenmerkend is dan ook dat men nooit zuinig was met grond, per kavel heeft men veel grond en de grondprijs is lager dan in Nederland. Naast de treinverbindingen is er een uitgebreid wegennet, waardoor alle locaties gemakkelijk te bereiken zijn (wonen op het platteland).  Over het algemeen zijn er veel minder regels en voorschriften dan in Nederland. Bovendien is de mogelijkheid om af te wijken van de bestaande regels groter dan in Nederland. Daardoor is de Belg tamelijk vrij in het bouwen van een eigen huis naar eigen opvattingen. Een particuliere woning kan in woongebieden of in uitbreidingsgebieden gebouwd worden. De eigenaar kan al snel tot verkavelen overgaan. Dat kan zijn aan een projectontwikkelaar of aan de toekomstige huiseigenaar. Er wordt gebouwd met hulp van een architect, zowel voor kleine als grote projecten.
Concept 'sleutel op de deur´: dit houdt in een a-z bouwproces met garanties. Je kiest een plan uit een catalogus, vaak is een 'kijkwoning' beschikbaar en de architect zorgt voor aanpassingen, maatwerk.
Met dia's illustreert ND de bouw in België: een stedelijk gebied bij het centrum, Roesselaar dat naar Vlaamse norm bijzonder kleine kavels heeft; verkavelingvoorschriften; de rand van Antwerpen; voorbeeld van een kleine stadskavel; een stadswoning uit 1930; de 'droom' van iedere Belg (vrijstaand met veel gras); een voorbeeld van goedkope zelfbouw die in Nederland aantrekkelijk zou kunnen zijn; de prijs van woningbouw is in België beduidend lager dan in Nederland.

HP: dank aan NB. Het valt op dat Nederland zo duur is vergeleken met Duitsland en België.


Inleiding Jack Huiszoon

Kan het in Nederland?
JH geeft op persoonlijke titel een toelichting op de visie van het Rijk of Particulier Opdrachtgeverschap of Persoonlijk Bouwen (POS), daarna op de wederopbouw van de wijk Roombeek. In de 'Nota mensen, wensen, wonen' staat dat keuzevrijheid van burgers voorop staat. Jaarlijks trekt de staatssecretaris langs alle grote steden om de gemeenten te houden aan het streefcijfer van 33 1/3% POS, nu is dat 18%.

Bouwvarianten hebben te maken met diverse wensen en behoeften voor diverse groeperingen: starters, eengezinshuishoudens, alleenstaanden, ouderen en inkomensgroepen.  Dan varieert binnen een groepering het behoeftenpakket: een oudere kan een tuin willen, een andere blijft 3/4 jaar in Spanje en wenst een kleine flat. Diversiteit geldt niet alleen voor woonvormen maar ook voor woonmilieu's, en zal toenemen. POS is dus belangrijk. Maar waarom heeft het land zoveel moeite met de norm van 1/3? Er zijn belemmeringen:
a.    het niet kunnen doorbreken van de afhankelijkheid van bouwers/overheid/architecten;
b.    rigiditeit van de regelgevening: (bestemmingsplan/milieuvoorschriften; bouwregels/Bouwbesluit; voorschriften nutsbedrijven; welstandsbepalingen);
c.    financiën: seriematig bouwen is goedkoper dan POS;
d.    tijdsaspect: aannemer en architect zoeken kost tijd.

JH stelt ook het begrip POS als ideaal ter discussie: is het resultaat van de architect of van de consument en is dit behouden voor de bovenkant van de markt?

Een vraag over het kostuum verduidelijkt een opvatting over collectief opdrachtgeverschap. Het confectiepak is vermaakt en aangepast aan de persoon. Dit werkt voor woningbouw ook.

Voordelen van collectief opdrachtgeverschap in Roombeek zijn:
-    eigen kavelindeling
-    bundeling van de wensen
-    bundeling van kennis
-    gezamenlijk kwaliteitsbeeld
-    bundeling van financiële middelen
-    affiniteit met de buurt.
Voor heropbouw van de Roombeek kan dit belangrijk zijn. De bewonersgroep is globaal bekend, terugruil van de kavel is toegezegd en er is bouwkennis aanwezig. Architect Pi de Bruin heeft flexibiliteit in zijn plan aangebracht. Van woningbouwcorporaties wordt verwacht, bijzonder in de Roombeek, consumentgericht te bouwen. Dus de basis ligt klaar.
JH wenst succes aan bewoners, architecten, gemeente en corporaties.

HP dankt JH en kondigt een korte pauze aan. Na de pauze zal tussen het panel en publiek gediscussieerd worden.


Paneldiscussie

Vraag uit het publiek: Hoe ontwerpen we een 'Belgische' wijk aan de keukentafel?  M.a.w. hoe kunnen we een gezellige beschermende wijk bereiken? Er is een spanningsveld tussen architect en wat de bewoner wil.
ND: Er moet altijd een architect aan de bouw deelnemen (in België). Het 'masterplan' wordt door verkavelaar verstrekt, b.v. 3 types rijwoningen: halfopen bebouwing en vrijstaande woningen. Maar als je een kavel hebt, doe je alles alleen, dus geen particulier-collectieve beweging.

Vraag uit het publiek:  welke discipline hoort bij de verkavelaar, welke rol hoort bij de gemeente?
ND: in België: de verkavelaar is de partij die de grond bezit, hij laat door een landmeter de verkaveling ontwerpen, daarna worden de voorschriften vastgelegd.
De gemeente verleent vergunning voor verkaveling en controleert de voorschriften (verlichting, wegen, etc.).
RS: in Duitsland: een architect wordt slecht betaald (ca. 15% van de huiskosten). Men zoekt zelf materiaal uit, liefst van dure kwaliteit, maar te veel pronken hoort niet.
MJH: collectieve aanpak wordt nu geprobeerd, het lijkt in de Roombeek de enige succesformule.
RW: de gemeente is bereid een aantal normen los te laten, maar dit lost niet alles op. Hoe voorkom je de standaard doorzonwoning of de boerderette? De overheid is terughoudend, bereid faciliteiten te verschaffen en intensieve ondersteuning te verstrekken. Men doet een poging geld van VROM te verkrijgen.
JH: Hoe groot is de groep die een 'Belgische' wijk wil?
Publiek: dit is niet bekend, maar er bestaat een algemeen geuite wens gebaseerd op de innerlijke behoefte van de mens.
JH: waarom neemt de groep niet zelf het initiatief?
Publiek: uit privacybescherming is niet bekend wie naar de wijk terug wil, evenmin hoeveel. Daarom is het niet mogelijk een groep te vormen.
JC: privacy betekent hier: de belangenvereniging krijgt van de gemeentelijke burgerlijke stand niet de nieuwe adressen van de vroegere bewoners.
JH: raadt toch aan te zoeken om via een groep de eigen wensen beter te kunnen realiseren.

Vraag uit het publiek: De gemeente wil vroegere eigenaars stimuleren terug te komen:
-    Hoe kun je die personen bewegen?
-    Hoe kun je ze bereiken?
-    Hoe past dit in het totaalpakket (ruimtelijke ordening)?
Publiek: Als bewoner weet ik nog niet of ik terug wil, de plannen liggen in grote lijnen klaar, maar de details wil ik eerst kennen.
JH: deze vicieuze cirkel kan via een groep (rechtspersoon) doorbroken worden. Stel een lijst met wensen op, koop de grond terug.
RW: een dilemma is dat er velen te emotioneel betrokken zijn bij het rampgebied, die mensen hebben nu een nieuwe plek met een nieuwe veiligheid. Moet je die rust doorbreken? Zelf bouwen is ook een moeilijk proces, waarbij je de nieuwe veiligheid blootstelt.
UH: adviseert dat de overheid initiatieven neemt om de individuele mens te behoeden voor complicaties, kosten die te hoog worden, andere problemen die men tegenkomt bij het bouwen van een huis, wel vanuit de vrije keus voor de bewoner, m.a.w. sturen.
HP: samenvattend: voorwaarden creëren voor het gemakkelijker maken van eigen bouw.
Daarbij kan eigen ontwerp leiden tot conservatieve en lelijke bouw.
UH: dat hoeft binnen kavels toch geen bezwaar te zijn, de bouw is binnenin de wijk, een belangrijk criterium is dat de bewoner gelukkig is.
Pi de Bruin, uit het publiek, onderstreept dit: zijn zorg geldt niet het criterium mooi of lelijk. Als het kader van de wijk strak is, kan binnen de wijk naar wens gebouwd en 'geborduurd' worden.

HP dankt de aanwezigen voor hun komst, de deelnemers voor hun bijdrage en in het bijzonder het Architectuurcentrum Twente voor het organiseren van deze bijeenkomst.